Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 525]
| |
[16 januari 1883
| |
[pagina 526]
| |
gister, Dek, gister is de derde gestorven, onze jongen, onze lieve, sterke, mooie, vlugge jongen, het ‘anak oentoeng’Ga naar eind2., zooals de hadjis in Afrika van hem zeiden. Hij is gestorven aan een ziekte, die als een sluipmoordenares een kind weghaalt, aan een hersenvliesontsteking (meningitis tuberculosa). Hij heeft een afschuwelyken doodstrijd gehad; hij was zoo krachtig, zoo robuste, het leven wilde er niet uit. O Dek, het is om radeloos te worden! Ge weet niet welk stuk leven, toekomst, geluk en illusien verdwenen, verwoest zijn door het heengaan van dien lieven, lieven jongen! Hij was zoo flink, zoo ferm, vol lust en moed, brutaal voor zijn recht, maar zoo innig zacht en aanhalig, waar hij zijn affectie toonde. Hij was onafscheidelijk van mijn arme vrouw, van zijn ‘lief moesje’, zooals hij haar altijd noemde. 't Is afschuwelijk die diefstal van dat kind en zijn afgrijselijke doodstrijd! Hij ligt daar nu, bleek en koud, de jongen, die één beweging en levenslust was. Telkens moet ik 't in mijn hersens boren, dat wij hem verloren hebben, want ik begrijp 't niet. Adieu Dek, groet uw lieve vrouw en ontvang zelf ons beider groeten. Als Woutertje bij u zit, denk dan eens aan wat wij verloren hebben, wat wij lijden. de Uwe G. Valette |