[20 juni 1882
Brief van J.W.E. Duitz aan V. Bruinsma]
20 juni 1882
Brief van J.W.E. Duitz aan V. Bruinsma. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 3 (⅓) beschreven. (M.M.)
Waarde Heer!
Het wordt me moeielijk het verlangen, iets naders aangaande de zaak M. te vernemen, langer te bedwingen. Sinds den dag, dat ik den Heer v.d. Goes de bij mij ontvangene gelden overhandigde, heb ik daarvan niets meer vernomen. Toch zal ik U niet behoeven te zeggen, dat de zaak mij te veel belang inboezemd om niet te wenschen na wat naders daaromtrend. Hebben de bijdragen de verwachting overtroffen, of teleurgesteld? Is er reeds iets bepaald aangaande de wijze waarop het huldeblijk den Heer D.D. zal aangeboden worden? En vooral dìt - Zal er wat komen van het plan waarop gij zinspeeldet in Uw circulaire en Uw brieven? Het zou toch jammer zijn, dat dit in duigen zou gevallen zijn en ik hoop dan ook hartelijk van niet.
Zoudt ge mij niet willen verplichten, met mij deze vragen te beantwoorden? Of - er moeten overwegende redenen bestaan die deze beantwoording moeielijk maken, - in dit geval, zal ik mijn nieuwsgierigheid moeten bedwingen, en het verlangen naar wat ‘meer licht’ in deze opschorten.
Met de meeste Hoogachting
UwDwDienaar
J.W.E. Duitz
Plantage Muidergr. 5.
20/6 82.