Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdDe Multatuli en de jeugd.Na den heer Levy hebben de Tijd en nogmaals het Handelsblad over de hulde aan Multatuli zich doen hooren. De Tijd spreekt, gelijk wij het van dit katholieke orgaan gewoon zijn, duidelijk zonder omwegen. Het laat zich uit als volgt: ‘Zijn ideën zijn het gevaarlijkste, het slechtste boek, dat jeugdige personen en half-ontwikkelden kan worden in handen gegeven. Van het treurig ongeloof, van de materialistische en cynieke wereldopvatting, die wij helaas bij velen onder het jongere Nederland aantreffen, draagt Multatuli de schuld. Zijn spot met al wat deugd heet, godsdienst, eerbaarheid en maatschappelijke beginselen, hebben geest en hart van velen voor altijd vergiftigd.’ Van zulk een duivel gevoelt het blad te grooten afschuw, dan dat het iets meer voor hem zou kunnen overhebben dan een ‘onverdiende aalmoes.’ En dat is nog al wel. Waren wij het met de Tijd eens, we zouden zeggen, zoo iemand verdiend den hongerdood, voor 't minst den strop. Behalve van eenige letterkundige verdienste zal men in den Tijd geen spoor van waardeering van Multatuli's streven vinden. Geheel anders het Handelsblad. Dat schreef niet om te ‘verguizen’ maar om te ‘waardeeren’, edoch het wordt weerhouden tot een huldebetoon mede te werken. 1o. omdat M. op ‘jongelieden’ die zonder ervaring pas het leven intreden en door zijn frazes uit het spoor worden gebracht, slechten invloed uitoefent. | |
[pagina 175]
| |
2o. hij maakt zich schuldig aan hatelijke en wrange kwaadspreking van zijn volk en van de deugden en hoedanigheden die 's lands kracht zijn. 3o. hij kweekt een ‘doodend fatalisme’. 4o. hij heeft een verkeerde opvatting van het huwelijk. 5o. de natie weet volstrekt niet te beoordeelen of Multatuli gelijk heeft in de Havelaarszaak. 6o. de Bantamsche toestanden zijn exceptioneel, d.w.z. buiten schuld der Regeering. 7o. de Heer Bergsma gelooft dat hij niet geduldig genoeg geweest is. 8o. hij weigerde den goeverneurspost van St. Eustatius. 9o. de leeraren, die spreken van nieuw leven dat hij trachtte te wekken, laden een niet geringe verantwoordelijkheid op zich. 10o. zijn privaat leven was, naar de voorstelling van het Handelsblad, niet zooals het behoorde. 11o. hij poogde alles en iedereen te bekladden. 12o. hij nam giften aan van Duymaer van Twist. 13o. hij is een Jan Rap. Hier tegenover staat alleen dat de Max Havelaar, Vorstenschool en Woutertjes geschiedenis geniaal en wonderschoon zijn en hij belangstelling voor Indie gewekt heeft en den stoot gaf tot hervormingen in Indie. De heer A.C. Wertheim achtte het noodig, ofschoon geen onderteekenaar der cirkulaire, protest aan te teekenen tegen een artikel, waarin ‘een onzer geniaalste, scherpzinnigste en meest bezielde Nederlandsche schrijvers’ in de oogen van tienduizenden werd vernederd en verdacht gemaakt. ‘Tot zelfs uw lofspraak is kwetsend,’ schrijft de Heer Wertheim, ‘omdat zij, aarzelend uitgesproken, den gloed der overtuiging mist.’ - Moest ik kiezen tusschen wat al te geestdriftige aanbeveling en negeerende en daardoor afbrekende critiek, dan vereer ik nog liever te veel, dan dat ik te weinig waardeer!’ In antwoord op het schrijven van den Heer Wertheim, dat door het Handelsblad warm en edelmoedig wordt genoemd, schrijft het wederom eenige regels, waaruit blijkt, dat het die warmte en edelmoedigheid liever bewondert dan zelf aan den dag legt. ‘Nu de kerken verlaten worden,’ is het dubbel noodig te weten, | |
[pagina 176]
| |
dat men de jeugd van Holland niet van het spoor leidt: - de daden en woorden van een volksleider (Multatuli) mag men ter wille van het gezin niet vergoelijken. Nogmaals vernemen we, dat Multatuli niemand of niets eert. Het Handelsblad waardeert gaarne maar niet in gelijke mate de schaduw en het licht. Waarop komt nu dat alles neer? Dat Multatuli 25 jaren lang te vergeefs om recht heeft gevraagd, wordt niet weersproken. Dat de toestand in Lebak Multatuli's strijd niet wettigde, men kan het niet beweren. Dat de Heer Bergsma meende, dat Multatuli niet bezadigd genoeg zou zijn geweest, wordt door de stukken in de Max Havelaar en in het archief zelf weerlegd en ten overvloede door de Regeering, die hem tot goeverneur van St. Eustatius wil benoemen. - Om welke redenen kan men gissen. Dat Bantams geschiedenis, ook van den laatsten tijd, zooals zij uit het rapport van Dr. Arntzenius zou kunnen blijken, geheim gehouden wordt - men weet het. Dat tot groote verbazing van het Handelsblad zelf 25 jaren de regeerings personen op de krasse beschuldigingen gezwegen hebben - is bekend. Toen het Handelsblad de Multatulicirkulaire mededeelde, schreef het, dat het helaas, niet kon mede doen aan deze hulde, omdat zij in zich sloot een beschuldiging aan het adres van regeeringspersonen. - Louter politieke overwegingen bracht het in het midden. Inmiddels bleek het aan de redaktie, dat dat standpunt niet al te stevig was en in een tweede artikel, eenige dagen later kwamen de Ideeën, de Jeugd, de Huwelijkstrouw haar nieuwe argumenten aanbieden. En nu, als ware het blad reeds geheel de eerste bestrijding vergeten, schrijft het in antwoord aan den heer Wertheim: Wij hebben het manifest dat een volkshulde voor hem vraagt niet alleen veroordeeld wegens ‘de invlechting van het staatkundig element,’ maar in de eerste en voornaamste plaats, omdat wij het nieuwe leven, dat hij door het zaad zijner ideeën te zaaien wekt, geen leven maar ziekte en dood voor onzen volksgeest - achten.’ Die ‘eerste en voornaamste plaats’ is door het Handelsblad een week te laat ontdekt. Doch dat is slechts een chronologische fout. De argumentatie heeft nog bedenkelijker fouten aan te wijzen. Het verhaal dat Multatuli een gift van D. v. Twist heeft aangeno- | |
[pagina 177]
| |
men is gebleken een verzinsel van een ‘vriend’, een praatje te zijn geweest! Doch zelfs dat beteekent niet veel. Het ergerlijkste in deze geheele geschiedenis is wel dit, dat het partikulier leven van een man, die moge hij bij dezen niet geacht zijn, bij velen in hooge achting staat, in elk geval een publiek persoon, wordt blootgelegd... Dat de jeugd, waarvoor het Handelsblad zoo bezorgd is, uit dit voorbeeld leeren moet hoe men, gemelijk en lichtvaardig, een man, met wiens denkbeelden men het niet eens is, in de krant tentoonstelt, als ware de redactie ingewijd in de geheimen des harten, welke geen sterfeling vermag te verstaan. Met welk recht publiceert het Handelsblad zaken, die iemand prijs kunnen geven aan de verachting zijner medemenschen, wanneer het niet tevens over die zaken het ware licht kan verspreiden? En dat licht kan het niet ontsteken, want het weet van Multatuli's zieleleven zoo goed als niets. Wanneer het Handelsblad - wij zeggen niet billijk maar - onbillijk wil zijn jegens ieder die invloed uitoefent op de volksontwikkeling, gelijk het dat tegenover D. Dekker zich betoont, dan zal het zijn kolommen kunnen vullen met on-ditsGa naar eind1., halve feiten en valsche redeneeringen en men zal ‘nu de kerken verlaten worden’, wel allereerst de jeugd mogen waarschuwen niet het Handelsblad te lezen: eensdeels opdat zij geen slechte manieren leere en anderdeels wijl dergelijke praatjes, niet voor oude vrouwtjes, maar voor jongelieden karakterbedervend zijn. Zoodra iemand over zijn eigen leven iets gezegd heeft, zal de voorwaarde aanwezig zijn op welke men recht heeft rijp en groen te zijnen opzichte te berde te brengen! Wij gaan, nu de kerken verlaten worden, wel vooruit!! Toen Ter Haar zijn schoon gedicht ‘bij het portret van een apostel des ongeloofs’ schreef, had hij, het was in 1841, zeker niet minder recht om voor den Godloochenaar te waarschuwen dan thans het Handelsblad nu het tegen Multatuli zijn ondichterlijk proza slingert. Ter Haar begreep in StraussGa naar eind2. hart niet te kunnen lezen: ‘Hij richte U, Hij alleen, wiens naam, wiens bloed gij hoonde,’ verzuchtte hij, en hij eindigde met een gebed voor de bekeering van den apostel des ongeloofs. - Veertig jaren later staat de verlichte redaktie van het liberale Handelsblad tegenover een anderen apostel des ongeloofs en wel verre van het goede van hem te hopen, of | |
[pagina 178]
| |
voor zijn behoud te bidden, weet het niets beters te doen om den invloed van dien ongeloovige op het jongelingschap te bezweren, dan kwaad te spreken, verdacht te maken, hem te vernederen!! Daar kan slechts één reden worden aangewezen die het Handelsblad dus doet handelen. Het is de zeer oppervlakkige kennismaking met Multatuli's denkbeelden en een verkeerde voorstelling van diens invloed op de jeugd. De leeraren die hem beschuldigen kennen de jeugd waarschijnlijk beter dan het Handelsblad haar kent. De 70 of 80 onderteekenaars zullen zeker de jeugd niet minder liefhebben dan het Handelsblad haar heeft. Deze onderteekenaars kunnen moeilijk gehouden worden voor een ietwat lichtzinnige of al te onnadenkende bende. Zij zijn evenmin als het Handelsblad zoo onnoozel om schaduw en licht met gelijke eer te begroeten. Alleen het goede in Multatuli en in zijn werken huldigen zij: doch om daarnevens in de cirkulaire een lijstje van zijn tekortkomingen te geven, kon hen niet in den zin komen. Niet een hunner zal in de Ideeën zijn overtuiging geheel terugvinden, of niet nu eens den toon, dan weder den inhoud afkeuren van hetgeen hij daar leest. Maar allen zullen het tevens hierover eens zijn, dat Multatuli's boeken geschreven werden voor denkende lezers, en dat dezulken zich steeds tot hem zullen aangetrokken gevoelen, omdat onafhankelijkheid, waarheidsliefde, plichtsvervulling en trouw aan beginselen er den geest van uitmaken. In Douwes Dekker's gemoed zijn twee zielen gehuisvest, gelijk in elk menschelijk gemoed en wie deze werken leest, kan tot geen andere slotsom komen, dan dat zijn pessimisme de openbaring is van een teleurgesteld idealisme. Dat blijkt o.i. zoo duidelijk, dat, wel verre van aan Multatuli's geschriften een ontzenuwende kracht toe te schrijven, wij gelooven, dat er weinig geschriften zijn, die meer medewerken tot karaktervorming dan juist de zijnen; al gaat somwijlen het licht dat hij ontsteekt, schuil achter de sombere wolken van twijfel, leedgevoel en bitterheid. De jongelingschap leest Byron, Heine en zij zal Multatuli lezen, niet om hem slaafs te volgen, maar zeer zeker, om door het ontwaakte denken geleid te worden op betere wegen. Geen stand, die meer in Multatuli heeft gelezen dan die der onderwijzers. En is | |
[pagina 179]
| |
deze misschien onzedelijker dan eenige andere? In tegendeel. Juist deze niet door wetenschap beschermde jongelieden maakten ‘zonder ervaring het leven ingetreden’ met die geschriften kennis, en die jongelingen mannen geworden zijnde, vormen een corps, wier moraliteit boven alle bedenking verheven is. Voor kinderen, voor vadsigen en tragen heeft D. Dekker niet geschreven en zij hebben aan zijn geschriften niets. Voor allen echter, voor wie de levensstrijd nog in iets anders bestaat dan het mijmeren onder den lommerrijken kastanjeboom, hebben zijn onvolmaakte, maar geniale, werken hooge waarde. Men moge Multatuli zijn huldeblijk trachten te onthouden, de kern der natie zal het leven niet doorwandelen zonder een poos naar hem te luisteren, en door hem het een of ander geleerd, en veel genoten te hebben. Helaas bewonderen en waardeeren wordt moeilijk. De gewone menschen zijn zoo braaf... en de geniën zijn de onvolmaaktheid zelve. De eersten zouden die moreele klove nog kunnen overstappen, maar als zij den wierook voor een onheilige branden... wat wordt er van de jeugd? Ons eigen karakter dat beteekent het meeste niet - maar uw karakter, O jongelingschap...! Dat is ons alles waard. Verwonder u daarom niet, dat er zoo zelden een waskaars wordt ontstoken; want zoodra een lichtvaardige hand er een opneemt en het lichtje reeds flikkert, komt de braafste der braven en blaast het om uwentwille uit! |