Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdNog eens: Multatuli.Het Haagsche Dagblad stemt ons toe, dat men Multatuli's groote letterkundige gaven kan bewonderen en eeren, zonder juist met al zijne denkbeelden in te stemmen. Maar het betwist ons het recht om ons te beroepen op Jacob van Lennep, omdat deze door Multatuli ondankbaar behandeld is. Wij begrijpen niet best, wat dit ter zake afdoet. Wij hebben herinnerd, dat Van Lennep voor de uitgave van de Max Havelaar zorgde, ofschoon hij met de strekking van het boek niet instemde, en alleen omdat hij daarin zag eene groote aanwinst voor onze letterkunde en in den schrijver een man van hoogst zeldzame talenten. Wij stelden dit tot een voorbeeld voor hen, die alleen vragen of al wat Multatuli in zijne geschriften verkondigt, wel volkomen overeenstemt met hunne begrippen en inzichten. Dat Van Lennep bij Multatuli geen dankbaarheid gevonden heeft, doet aan de kracht van ons voorbeeld niets af. Men zou dat kunnen voegen bij de vele grieven, die op het hoofd van Multatuli worden opgehoopt. Maar die grieven behoort men ter zijde te stellen, waar het geldt hulde te brengen aan Multatuli als geniaal schrijver, wiens werken tot het beste en uitnemendste behooren, dat onze letterkunde heeft aan te wijzen. Aan de zijde van het Haagsche Dagblad ijvert het Amsterdamsche Handelsblad tegen de voorgenomen hulde aan den schrijver van de Max Havelaar. In een paar artikelen, die zich door de uiterste felheid onderscheiden, heeft laatstgenoemd blad Multatuli aangevallen, èn wegens zijn persoonlijk karakter, èn wegens de strekking zijner geschriften. Evenwel geeft het blad hem den lof, dat hij is: ‘een groot, schoon krank genie, die den stoot gaf tot hervormingen in Indië en een bewonderenswaardig dichter is’. | |
[pagina 158]
| |
Hoe men iemand, van wien men dit getuigen kan, zóó ongehoord fel kan aanvallen, als het Handelsblad deed, verklaren wij niet te begrijpen. Een groot genie, een bewonderenswaardig dichter, een man, die den eersten stoot gaf tot hervormingen, welke zoo hoog noodig waren en zulk een dure plicht, bewondert en waardeert men; maar men gaat niet wroeten in zijn bijzonder leven, om de feiten van dat leven, die men slechts oppervlakkig kennen kan, te toetsen aan eigen begrippen van moraal; noch zoeken in zijn geschriften, of men ook iets vindt dat tegen den schrijver kan worden aangevoerd. En als het waar is, dat dit groote genie ‘krank’ is, - ofschoon de getuigenis dat Multatuli een bewonderenswaardig dichter is, niet aan ziekelijkheid van zijn brein laat denken - dan zou dat slechts meewarigheid kunnen wekken. De aanvallen van het Handelsblad zouden des te onedelmoediger zijn. Wat men thans ziet gebeuren tegenover de oproeping om aan Multatuli een blijk van hulde aan te bieden, levert weder een treurig bewijs van de groote macht der alledaagschheid. Ons heenzetten over het kleine, over het alledaagsche kunnen wij niet. Den man huldigen, die in gaven van den geest boven ons staat, zonder vooraf angstig ons af te vragen of hij van die gaven wel altijd het gebruik heeft gemaakt, dat wij zouden wenschen dat hij er van gemaakt had, dat kunnen wij niet. Den grooten dichter en schrijver eeren, zonder zijne menschelijke zwakheden of tekortkomingen hem (liefst met dubbel krijt) toe te rekenen, is ons niet mogelijk. De blik, die naar het hooge en verhevene gericht was, daalt terstond weder naar het alledaagsche heen en wordt dáár geboeid, totdat het verhevene niet meer gezien wordt. |
|