Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdEen misdrijfDat het moeilijk is het den menschen naar den zin te maken, ondervindt de opsteller van de Multatuli-cirkulaire. Wij weten niet wie deze zondaar is, maar dat hij veel op zijn geweten heeft, schijnt uitgemaakt. We beginnen er naar te verlangen dat individu eens van aangezicht tot aangezicht te zien! ‘Dat Multatuli echter den ouderdom onverzorgd naderend, niet ontgelde wat thans in zijn naam wordt misdreven’, roept de Heer Levy in het Handelsblad uit, - die in den schrijver van den Max Havelaar metterdaad den letterkundige wil huldigen. En wat is nu het misdrijf? De Heer Levy zegt: ‘Er is bedoeld of niet, in het manifest iets zwevends, iets onbepaalds, iets onpersoonlijks, in éen woord, iets dat, hoe vreemd het klinke, te midden van overvloed, aan onthouding doet denken, en juist daarom onaangenaam aandoet. Men schijnt velerlei te hebben omgehaald, ten einde zich ontslagen te mogen rekenen om bij éen punt, gelijk voegt, te verwijlen. Die schroomvalligheid is verklaarbaar, doch zij had integendeel juist een prikkel tot rondborstigheid moeten wezen. Thans heeft het den schijn als wilde men beletten, dat in het veelstemmig accoord ettelijke gevoelige snaren werden aangeroerd. Het is als ware het ontzeilen van klippen, dusver slechts blijk van zeemanschap of stylistische behendigheid, zakelijke aanbeveling mede. Waarom echter niet liever den kring der getrouwen verkleind, dan op gevaar van misverstand getracht hem uit te breiden?’ | |
[pagina 127]
| |
‘Wat al verscheidenheid,’ zoo vervolgt Mr. Levy, ‘biedt het manifest in bonte mengeling aan! Men wijst op de behartiging der “belangen eener verdrukte bevolking.” Men wil de bezieling der “Ideeën” erkend zien. Men roemt den “voorstander van geestesvrijheid.” Den dichter gedenkt, de bestuurders van nederlandsch-Indië laakt men. Den pleitbezorger voor de millioenen bewoners onzer koloniën plaatst men op een voetstuk en begeert tegen onwaarheid en onrecht een protest. Waar is de draad, die in dezen doolhof veilig den weg aanwijst? Wat is bij zoo overweldigende stoffe het richtsnoer? Waar bevindt zich het middelpunt dier onsamenhangende mozaiek? Welk beginsel ligt aan de ijlings afwisselende redewending ten grondslag? Indien men ter gelegenheid eener eerbetuiging ten strijde trekt, ware het niet oneindig beter, oprechter vooral, kort en goed met open vizier den kamp aan te binden?’ Men ziet het, de Heer Levy wil een leidraad, om tusschen zulk een bonte afwisseling van aanbevelingen een weg te vinden... alles is hier onzeker, raadselachtig. En toch: even later lezen wij: ‘Deze “oproeping” toch heeft, in hoofdzaak, geene andere strekking dan die van een requisitoir. Op grond en naar luidGa naar eind1. harer overwegingen zal een vonnis moeten worden geveld over het regeeringsbeleid nopens onze koloniën. In het geding: Multatuli contra het Nederlandsche Staatsgezag, zal de eerste in het gelijk gesteld moeten worden. Ik vraag: heeft het eenige verhouding, dat een dankbaarheidsbetoon den vorm aanneme eener ondubbelzinnige en rechtstreeksche beschuldiging? Is de natie van weerszijden voldoende ingelicht? Heeft ieder volgend geslacht over een voorafgaand het recht van eigendunkelijke censuur, en behoeft daarvoor de uitspraak eener veelomvattende, behoedzame, historische critiek niet langer te worden afgewacht? Mogen, zonder meer, en op ettelijke getuigenissen af, de woorden: “onwaarheid en onrecht” met bestuur en bestuurders van Nederlandsch-Indië in verband worden gebracht?’ Niet waar, de cirkulaire zelf heeft Mr. Levy, de gewenschte leidraad in den doolhof in handen gegeven. Zij is duidelijk geworden, zij bevat een requisitoir!! Wij gelooven juist dat de cirkulaire den Heer Levy wat al te duidelijk is. De zoo ordelievende pen van onzen hooggeschatten | |
[pagina 128]
| |
medewerker richt eerst verwarring aan en daarna hoort men hem verbaasd vragen: waar is hier regel en leidraad? Men wijst op de belangen eener verdrukte bevolking. Men laakt de (?) bestuurders van Ned. Indië. Men plaatst den pleitzorger voor de millioenen bewoners onzer koloniën op een voetstuk... maar, vragen wij, zijn deze drie niet één? De bonte mengeling neemt reeds dadelijk zeer in bontheid af. Wil de Heer Levy Multatuli alleen als letterkundige eeren, dit staat hem vrij; maar den steller der cirkulaire als een misdrijf aan te wrijven, dat hij, bij het geven van een eereblijk aan Multatuli, allereerst denkt aan hetgeen deze dichter voor Indië deed, - schijnt ons onredelijk toe. Het iemand tot een grief te maken, dat hij begint met Multatuli als strijder voor de rechten van den Javaan voortestellen, om daarna nog te wijzen op zijn verdienste als denker of dichter - heeft o.i. geen zin. Het misdrijf schuilt niet in de cirkulaire, maar in Multatuli; hij heeft zich als veelzijdig begaafd doen kennen. Hij heeft gehandeld en gesproken, geschreven en gedicht. Wij zullen met den Heer Levy niet strijden over Multatuli's verdiensten op een of ander gebied. Wij zouden het in menig opzicht eens zijn, maar ook niet zelden verschillen. Zelfs Thorbecke's schim laten wij met vrede! Wij streven naar eendracht en niet naar verdeeldheid, ook bij dit huldebetoon. ‘Versterking van het gemeenschapsgevoel, zeggen wij met den Heer Levy, zij ons doel.’ Maar mogen wij daarom het feit voorbijzien, dat Indië en Nederland Multatuli alleerst hebben leeren kennen als een verdediger van de rechten van den Javaan? Dat 25 jaren lang door hem te vergeefs recht is gevraagd? Dat zelfs het Handelsblad hem noemt als de man van wien een krachtige stoot is uitgegaan tot hervorming van de toestanden in Insulinde? Dat niet alleen de Heer Bergsma, die zelf in Lebak vertoefde, maar tal van Oud-indische ambtenaren het gebrekkige van ons Indisch bestuur erkennen en enkele hunner de cirkulaire met hun naamteekening bekrachtigden? Wat de heer Levy wil, - een hulde alleen aan de letterkundige talenten van D. Dekker is o.i. onmogelijk. Waarlijk, tot Multatuli te komen en hem te zeggen: hier bieden wij U een eereblijk aan, maar weet wel dat het doel, waarvoor gij geleefd en geleden hebt, | |
[pagina 129]
| |
in ons oog, een... bijzaak, een vergissing of een aan 't misdadige grenzende inbeelding is geweest, - de Heer Levy zelf moet het afkeuren. Iemand die 25 jaar te vergeefs om recht heeft gevraagd, op zijn 62ste jaar nu nog het leven te komen verbitteren, kan Mr. Levy's oogmerk niet zijn. Daarvoor is zijn geest te objektief, zijn gemoed te vriendelijk. |