ge zegt is juist en de schildering uwer smart komt geheel en al overeen met de beschouwingen die uw toestand in intelligente en meegevoelende menschen moet opwekken. Ter beantwoording echter is iets anders noodig dan weerklank alleen. De vraag is of wy U helpen kunnen? Reeds in een vorig schryven bespraken wy de vraag of een uitnoodiging om hier te komen U van dienst zou kunnen zyn? Zoo ja, dan is ons huis en wat we hebben tot uw dienst. Over de bezwaren (niet van onzen kant maar in verband met uwe positie en belangen) straks nader.
Een andere vraag is of 't misschien voor uw toekomst beter wezen zou een soort van heldenstuk uit te voeren? Toen ik den slag pas vernam was myn eerste denkbeeld dat gy de zaak moest abandonneeren, vooral omdat ze niet in bloeienden toestand was. maar eilieve, zou er mogelykheid zyn, met uwe gaven en bekwaamheden, haar gaande te houden niet alleen, maar weder op de been te brengen en zelfs te doen bloeien? Er zyn omstandigheden in het leven waarin aan sommige personen een groote moeilykheid die byna aan 't onmogelyke grenst lichter valt dan iets gewoons.
Tegenover die moeilykheid staan twee lichtpunten, die alweder juist uit het zware van de taak voortvloeien.
1o - Uw smart is byna grenzenloos (ik zeg byna, omdat wanneer ik dat woord weg laat alle redeneering ophoudt.) Ge moet òf bezwyken, òf u staande houden. Welnu, tot het laatste is een reusachtige inspanning van bekwaamheid, geest en werkkracht het eenige hulpmiddel.
2o - Uw toestand zou door 't flink aanpakken der zaak een algemeene sympathie opwekken die indedaad het slagen bevorderen zou.
Het spreekt vanzelf dat deze opmerkingen niet gegrond zyn op volledige kennis der zaken. Ik kan niet beoordeelen of de boek- en kunsthandel die misschien, als onze beste v.d. H. in leven was gebleven eerst zou begonnen hebben te bloeien, voor voortzetting vatbaar is, maar blyf er by dat gyzelf tot welslagen den meesten kans hebben zoudt. Er zou een roep op gaan van uw geestkracht en plichtbesef, de schoonste reclame die men zich denken kan. Het spreekt vanzelf dat ik dan van myn kant niet nalaten zou daarop te wyzen.-