In een brief uit Bantam van 1 Februari jl. luidt het:
‘De gezondheid is teruggekeerd; de meeste sawah's prijken met een veelbelovend gewas; het meerendeel der tipars is in bewerking en ten deele reeds beplant. Zelfs de koffieboomen gaan gebogen onder den last der vruchten, waarmede de takken beladen zijn. De natuur schijnt over de pas ontwaakte geestkracht des volks haren zegen te willen uitstorten.’
Het zou onbillijk zijn te beweren, dat de toestanden op Java thans nog dezelfde zijn als toen in 1858 Max Havelaar het licht zag. Er is een nieuw geslacht van Europeesche ambtenaren opgestaan, dat èn zedelijk èn verstandelijk vrij wat hooger ontwikkeld is dan de ambtenaren van vóór 1858. De schandalen, die toen en vroeger voorvielen, hebben thans niet meer plaats. Het valt echter niet te ontkennen, dat de Regeering Bantam wat veel aan zich zelf overgelaten heeft. Men legde der bevolking wel geen zware lasten op, maar de invloed der Europeanen deed er zich evenmin gelden. Toen echter nu Bantam in de laatste jaren zooveel te lijden had, veranderde de Regeering van gedragslijn. Ruime schadeloosstelling werd uitgekeerd voor de door veepest aangetaste of verdachte buffels, die afgemaakt moesten worden; met milde hand keerde men geneesmiddelen en voedsel uit aan de koortslijders; vervolgens werden ploegen en rijst van elders ingevoerd. Zoo verzachtte men het lijden der bevolking en werd de ellende overwonnen. Vooral aan den resident, den heer A.J. Spaan, komt de eer hiervan toe. En die eer behoeft hem niet onthouden te worden ter eere van Multatuli, die in een gansch anderen tijd, de toenbestaande misbruiken geeselde en daardoor veel bijdroeg tot verbetering.
's-Hage 24 III