[24 maart 1882
Twee artikeltjes in het Rotterdamsch Nieuwsblad]
24 maart 1882
Twee artikeltjes in het Rotterdamsch Nieuwsblad, no. 1226. (G.A. Rotterdam; fotokopie M.M.)
Een onzer bladen, we noemen het ditmaal liever niet, instemming veinzende met het denkbeeld om Multatuli een nationaal blijk van hulde en waardeering aan te bieden, breekt op verkapte wijze de pogingen daartoe af en schijnt het er op begrepen te hebben, om door de fijngevoeligheid van Multatuli te kwetsen, dezen opnieuw te nopen zelf voor die pogingen te bedanken. Het schrijft: ‘Het publiek heeft uitspanning noodig. Multatuli kan dat aan duizenden bezorgen.
Multatuli heeft geld nodig. Welnu, dat die duizenden hem dit verschaffen.
Beide partijen zullen er wèl bij varen.
Multatuli zal de overtuiging hebben, dat er althans eenige erkentelijkheid bij zijn medemenschen bestaat.
En de duizenden zullen er fier op zijn, dat ze mooi tegenover Multatuli handelden, daar zij hem onverplicht - want ze kochten zijn werken, en dus ook het recht om zich daar mee te amuseren - nog extra beloonden.’
Al was het slechts om de onkiesche woordenkeus, dan nog moesten die regelen de verontwaardiging wekken van allen, die den grooten strijder voor menschlijkheid en recht om zijn optreden in Indie en zijn werken alhier hebben leeren eeren, hoeveel te meer echter nu het plan dat geboren werd uit eene opwelling van den edelsten aard wordt voorgesteld als een veil ruilmiddel: ‘geld voor amusement.’ Is het wonder dat Multatuli nog altijd niets terugneemt van zijn hartstochtelijk: ‘Publiek, 'k veracht u met groote innigheid!’ waar zelfs onder hen die zich zijne voorstanders noemen, nog altijd menschen gevonden worden, die in zijne werken niets anders zien dan een uitspanning, een amusement, een tijdverdrijf.
Het Hdb., de hulde aan Multatuli besprekende, zegt er van:
‘Het geslacht dat in de laatste jaren is opgegroeid, kent de bijzonderheden niet van hetgeen aan de verschijning van Max Havelaar is voorafgegaan en er op is gevolgd. Bij de verschijning ging