Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Multatuli, Martelaar voor den Javaan.Men is voor de tweede maal bezig te beproeven, een fonds bijeen te brengen ten behoeve van Multatuli. De eerste maal heeft een poging om hem de noodige gelden te verschaffen, ten einde te kunnen werken, zonder door zware broodzorgen gedrukt en onderdrukt te worden, schipbreuk geleden op 's mans fijngevoeligheid. Wij beseffen dat zulke pogingen met bijzonderen tact moeten geschieden, opdat niet hij te wiens voordeele ze worden aangewend, door die pogingen zelven of door de wijze van overdragt van het verkregen fonds worde vernederd in de oogen van het publiek (om welks oordeel men toch nog altijd wel iets geeft, al veracht men het), of in de oogen van zich zelven, want niet ieder is wijsgeer genoeg om doordrongen te zijn van de waarheid, dat niets onze eigenlijke waarde vernederen kan, noch gedachten, noch woorden, noch werken van anderen, tenzij, en uitsluitend, onze eigen gedachten, woorden en werken. Wanneer Multatuli aan duizenden oogenblikken van genot verschaft heeft en nog verschaft, genot dat zij zonder hem zouden ontbeerd hebben en dat zij hoog waarderen, dan is het niet alleen niet meer dan billijk en natuurlijk, dat die duizenden daar Multatuli dankbaar voor zijn, en hem op hun beurt ook een dienst willen bewijzen of genot verschaffen. Het publiek heeft uitspanning noodig. Multatuli kan dat aan duizenden bezorgen. Multatuli heeft geld noodig. Welnu, dat die duizenden hem dit verschaffen. Beide partijen zullen er wèl bij varen. Multatuli zal de overtuiging hebben, dat er althans eenige erkentelijkheid bij zijn medemenschen bestaat. En de duizenden zullen er fier op zijn, dat ze mooi tegenover Multatuli handelden, daar zij hem, onverpligt - want ze kochten zijn werken, en dus ook het regt om zich daarmeê te amuseren - nog extra beloonden. | |
[pagina 49]
| |
Tot zoover is alles in orde. Maar de zaak krijgt een geheel andere kleur, wanneer men bij het zamenbrengen motiven aanvoert, die niet kunnen noch mogen gelden; wanneer men het doel: een gevierden auteur te helpen, een geestig en vernuftig schrijver een blijk van waardering te geven, op den achtergrond plaatst en van de zaak een demonstratie maakt, vóór of tegen politieke meeningen, vóór of tegen personen. Multatuli is een martelaar, maar door wien of van wat? - Zeer zeker geen martelaar voor het Javaansche volk, al wil hij daarvoor zelf - en naar wij aannemen te goeder trouw - poseren. De rigting van Multatuli's werkzaamheden is een negative; hij had en heeft nog een scherp oog voor bestaande gebreken; hij heeft een treffende methode om die voor ieder zigtbaar te maken in al haar afzigtelijkheid; maar het ontbreekt hem aan een bepaald programma, en als Saïdja vraagt: ‘ik weet niet waar ik sterven zal?’ en die tamelijk onverschillige vraag gedurig herhaalt, dan schijnt die vraag een andere vorm voor een, welke Multatuli zich ook wel eens zal gedaan hebben: ‘ik weet niet op welke wijze het slechte zal verbeterd worden’. En daarom is Multatuli geen martelaar; want de martelaars weten wat zij willen; zij stellen leer tegenover leer, stelsel tegenover stelsel; zij zeggen: ‘niet zóó! maar aldus!’ Ware Multatuli een wijsgeer geweest, hij zou een stelsel bedacht hebben, hij zou voor dat stelsel gestreden en misschien geleden hebben; maar Multatuli is geen wijsgeer, en in stede van een martelaar of een held, werd hij - om van den mensch niet te spreken - een onbruikbaar ambtenaar en een geestig satiricus. Nadat zijn Max Havelaar verschenen was, waren aller oogen op hem gevestigd. Men verwachtte veel van hem. Men beschouwde dat werk als een inleiding; de toepassing zou wel komen! Maar de toepassing kwam van hem niet. Die werd toen door de ‘vrij-arbeiders’ geleverd en Multatuli zweeg, toen spreken nog helpen kon. Hij gedoogde het, dat men zijn werk exploiteerde ten behoeve van een stelsel dat niet het zijne was, om eindelijk, nadat de gist, die hij geleverd had, had uitgewerkt en het gebak hem tegenviel, te verklaren dat men de strekking van zijn werk verkeerd begreep! | |
[pagina 50]
| |
Enkelen hadden intusschen de strekking van zijn werk zeer goed begrepen. Multatuli was duidelijk genoeg geweest, daaromtrent valt hem niets te verwijten. Maar Multatuli had niet gesproken, toen het daartoe nog tijd was, om te verhoeden dat men zijn werk exploiteerde in een geest die niet de zijne was. Of wist hij dan zelf niet, wat hij dan eigenlijk voor den Javaan wilde, toen hij zijn Havelaar schreef? Wist hij dan zelf niet, dat de hoogst waarschijnlijk eenige weg om te verhoeden, dat de Javaan onderdrukt wordt, dáárin bestaat, dat men op Java invoere en handhave trouwe contrôle en eerlijke administratie? Maar waarom dat dan niet gezegd? Waarom dan niet uitgelegd hoe die contrôle moet geschieden, hoe die administratie moet georganiseerd worden? Dat heeft Multatuli nooit gedaan, en door zijn gebrek aan positivisme is hij mede een der oorzaken geworden, dat de zaken op Java, ook voor den Javaan, nog slechter geworden, zeg maar ‘gemaakt’, zijn, dan ze waren. Het spijt mij dat ik genoodzaakt ben, het bovenstaande te schrijven. Ik acht Multatuli's zeer als auteur, vooral als satiricus. Ik hoop dat hij nog lang leven en schrijven zal. Om dat te kunnen doen, heeft hij geld noodig. Welnu, ook ik roep het publiek toe: geef hem het noodige geld. Het is mijn doel niet, als zijn vijand op te treden, en ik zou dan ook gezwegen hebben, wanneer men den talentvollen auteur een huldeblijk had willen geven; ja, ik zou dat hebben toegejuicht, zonder eenig voorbehoud. Maar ik zou aan mijn verpligtingen als Nederlander en aan mijn vriendschap voor de inlanders te kort doen, wanneer ik niet protesteerde tegen de wijze, op welke men thans in het belang van Multatuli, schijnbaar in diens belang, optreedt. Is het dan zoo moeijelijk, een werk van liefde en achting te volbrengen, zonder lucht te geven aan gevoelens van partijzucht en haat? Is het dan zoo onmogelijk, zich gelukkig te gevoelen, zonder dat men zich met anderen vergelijkt? Zal dan nooit het ras der Phariseërs zijn uitgestorven en men ten eeuwigen dage moeten vervolgd worden door stemmen als: ‘Goddank dat ik niet zoo slecht ben als die tollenaar’? | |
[pagina 51]
| |
Zal dan steeds als de grootste kracht om iets goeds tot stand te brengen, moeten beschouwd worden het exploiteren van slechte hartstogten? Ardjoco. |
|