Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 788]
| |
Nieder Ingelheim 14 Maart '82 beste Vos! Hoe hartelyk en flink is weer dat stuk in den Spectator! Mies zei: ‘Kyk, 't is toch altyd de ouwe trouwe Vos!’ Ja, beste kerel, zoo is het! Ik verweet me dikwyls dat ge zoo weinig van my hoort, maar hoe ouder men wordt, hoe lastiger 't briefschryven schynt te vallen. Ook wat het schryven voor de pers aangaat, begint me het zetten van letters tegen te staan. Ik noem 't nu zoo omdat ik hier heel in't byzonder de handbeweging bedoel. Maar ook zonder dàt, het zoeken naar en 't uitkiezen van... (e.g.Ga naar eind1. dat ‘naar’ en dat ‘van’) ... verveelt me, om nu nog niet eens te spreken van 't samenstellen der zinnen. Vooral kort na 't lezen van 'n stuk als dat van (zekeren?) BruynsGa naar eind2. die Ten Brink zoo uitkleedt, wordt 'n mensch angstig. Ik geloof wel dat Bruyns gelyk heeft, en dat Ten Brink beter gedaan had den dooien Prins frederik niet te belofzingen - wat het geval blyven zou al had-i minder schooljongensfouten gemaakt dan Bruyns hem verwyt - maar eilieve Zie je, daar heb je't nu! Toen ik dezen zin begon, meende ik te weten wat ik zeggen wou, maar onderweg stak ik 'n cigaar op - ‘sigaar’ en ‘aan’ zullen de Bruynsen zeggen en nu weet ik niet | |
[pagina 789]
| |
meer hoe hy - de zin, meen ik - neen, dat hoef ik niet te zeggen, want sigaar is vrouwelyk. Stel dus dat ik me niet ben in de rede gevallen - hoe de zin eindigen moest. O Vos, ik durf haast geen letter meer op papier zetten. Maar dat kan Bruyns niet helpen. Als t. Br. 't àl te bont maakt - en dit geloof ik mèt Bruyns! - moet-i getuchtigd worden. Niet ‘uit lust tot plagen’ gut neen, maar ten spiegel voor de jeugd. Of ‘ten-spiegel’ goed is, weet ik alweer niet. Heusch, ik heb ‘le bras cassé’Ga naar eind3. zooals de franschen iemand noemen die verlamd is door guignonGa naar eind4.. Zoodat ik maar zeggen wil dat ik 'n hekel aan pen, papier, en inkt heb. Pereat KadmosGa naar eind5.! (Die o is 'n captatie van je benevolentieGa naar eind6..) Maar 't is zonde, schande en jammer dat ik zoo weinig van je hoor. En veel toch ook, want die weinige regels in den laatsten Spectator zyn me zéér veel waard. Èn om den inhoud èn omdat ze van ‘Vos’ komen! Hartelyk dank! Over U wordt door ons altyd met piëteit gesproken. Och, kom eens hier! Geen gast zou ons welkomer zyn. ja, beste Vos, dat is waarGa naar eind7.. - Mies kwam me daar goeden nacht zeggenGa naar eind8. (Hoe kom ik aan ‘wenschen’? Hoe boekerig! Schryf jy hier: ‘wenschen?’ of ‘wenschen’?’ 't Laatste is korrekt maar staat leelyk, hè?) nu dan, ik zei haar dat ik aan U schreef, en las de 4, 5 laatste regels voor. Vandaar haar apostil, dietsch: byzetsel. Sla die verklaring maar over. Ze is aan 't adres van Littré. Die kerel - maar laat ik me nu niet kwaad maken. Dat ik in z'n woordenboek 't woord apostille opzocht was niet om te weten of 't met een of 2 p's moet geschreven worden. (Bruyns: een p of twee p's) maar om te zien hoe men het tegenwoordig schryft. Dáárvoor kan Littré dienen, o ja, maar wat buiten konventie ligt - de konventie der franschen! - gaat z'n kim te-boven. (Bruyns: ‘Kim’ voor ‘horizon’ is wel aardig. Maar als beeld is de uitdrukking al heel gek. Hm, er zyn weinig beelden of overdrachtelyke uitdrukkingen die... steekhouden. Zie: 'n beeld dat ‘steek houdt.’ Nu ja, de statueGa naar eind9. van 'n gendarme. Ook Nap.n kan er voor dienen.) Littré dan heeft m'n verdietsching van ‘apostil’ noodig. Hy be- | |
[pagina 790]
| |
weert dat het 'n toe- of byvoegsel is: ‘en marge’ of: onder de blz. Mimi en ik beweren dat háár bejuichen myner tot U gerichte uitnoodiging om hier te komen, precies in 't midden van de blz. mag staan en toch 'n apostil blyft. Wat ‘bejuichen’ aangaat, het is goed en... intensiever-transitivelyk expressief dan toejuichen dat eigenlyk 'n 3o naamval achter zich slepen moest met de konsekwentie dat: ‘hem werd toegejuicht’ hollandsch wezen zou. Wel ja. Is 't waar of niet? zei StyntjeGa naar eind10.. O, als je hier kwam zou je met open armen ontvangen worden. We hebben, of althans we bewonen 'n zeer aardig huis. Ruimte voor 't grypen. Ik zie byna kans 'n vierkantGa naar eind17. te laten ‘schoot gaan’ op m'n eigen grond (‘und Boden’ zeggen de Duitschers er altyd by, omdat het hun uitdrukkingen wel eens aan grond en bodem ontbreekt.) ‘Dàt wil ik zien’ zeg je (dien verongelukten vlieger, meen ik! En je brengt Loffelt mee, want ook die wil kyken naar dat verrukkelyke schootgaan. Er is nauw verband tusschen zoo'n katabasisGa naar eind11. (wat zegje'r van?) en de parabel van (over?) den fariseeuw, seër - hoe noem je't? - die zoo bly was over z'n zedelyke en geestelyke welvarendheid. Zie daar nu poëzie. = samenvatten, als je't niet weet. Huët, die 't wel weet, zou zoo'n psychologische verklaring niet noodig hebben, maar jy bent geen dichter. O Beste Vos, hoe komt het dat je niet - als ik, zegge even als ik - 'n hekel hebt aan letterluî? En nu weer die vlieger. Neen, over Wouter naar aanleiding van zoo'n vlieger. 't Kind heeft er nog altyd het ware besef niet van. Na - chronologisch gesproken: vóór - 't schootgaan, is 't grootste pleizier als 't touw... (O flanorGa naar eind12., daarin heb je gelyk! Die 't't't't's zyn afschuwelyk. Ik hoop 't me aftewennen) ... nu, het touw, de koord moet door de vingers slieren, snerpen, zagen tot er brandblaren ontstaan en vergaan. De binnenzy van de hand moet rauw zyn. Wouter is niet te bewegen dat prettig te vinden. Zoo'n kind! Misschien ook houdt-i zich maar zoo, omdat hy nog niet verlegen is om voorwendsels tot kleuring van z'n hekel aan de schryftafel. Ik meen dat Mimi me gezegd heeft dat hy, toen ze zoo vry was hem ten uwent te presenteeren - wat men eigenlyk met 'n kind nooit moet doen - niet ‘aardig’ was en kuren verkocht. Dat spyt me. Hy is zoo'n aardige lieve jongen alsi in z'n gewone doen is. | |
[pagina 791]
| |
Een prettig humeur, vroolyk, grappig, levendig! Hy gloort van levenslust en beminnelyke ondeugendheid. Z'n heele zyn is 'n pleizier op twee benen. De lieve jongen geeft ons veel geluk. Mies leert hem, en 't gaat redelyk wel. Ook geeft ze hem wat onderricht op 'n oude piano die we van Mimi's broer in gebruik hebben. - Dat ik in 't begin van m'n brief zoo verzeild raakte in kritiekery, was omdat ik juist gelezen had hoe Bruyns den fredrikbezingenden t. Br. gehavend heeft - ik geloof: met grond - maar vooral omdat ikzelf sedert eenigen tyd Göthe onder handen heb genomen. Ik tracht me te ontdoen van vóór-oordeel, en houd me alsof ik nooit iets van hem gelezen had. Ook alsof ik niet wist dat hy zoo hoog stond aangeschreven. Weken lang ben ik bezig geweest met z'n Wahrheit u Dichtung. Herhaaldelyk las ik zinsneden, heele blzz., ja lange passages 2, 3, 4 maal. O, 'n vermoeiende arbeid! Beste Vos, ik weet niet hoe ik m'n oordeel moet inkleeden. Als ik m'n meening uit, zou 't niemand kwalyk te nemen zyn dat-i me beschuldigde van - ik weet niet! Ben ik nydig? Afgunstig? Paradoxaal? Vitterig? Onbevoegd? (dit zou niets ophelderen, want onbevoegdheid kon evenzeer tot ingenomenheid als tot afkeer leiden.) Ik durf niet zeggen hoe ik over den Göthe van W. & D denk. Heerejezis! - Dat zeker soort van Kritiek de Kunst kan dooden, kan waar zyn. Daarin ligt juist één der redenen van m'n tegenzin in schryven. Geheele conceptie, samenhang, gedachtenloop en zelfs de zin dien men aan 'n enkel woord hecht, alles komt me gebrekkig voor, ook in m'n eigen geschryf. Ik voel me ‘keutelig’ worden. Ongetwyfeld is dit 'n fout, 'n ziekte misschien. Maar hetGa naar eind13. tegendeel, 'n vryzinnigheid van opvatting die in 't... immoreele overgaat - het is immoreel, kaf voor koren, spint voor hout te doen doorgaan...Ga naar eind14. (niet: ‘is’ moest onderstreept zyn, maar ‘immoreel.’ Er is 'n rare konventie in onze begrippen over 't nadrukkelyke in klemtoon ‘spint voor hout te geven’ was inkorrekt. ‘in plaats van hout’ immers? Zie je nu waarom't schryven me zoo vermoeit?) Alzoo, zeker soort van Kritiek, vooral zelfkritiek (is ‘zelfkritiek’ wel juist? ... kan de kunst dooden. De Bruynsen dooden de ten-Brinken. Ik dood mezelf, dat zie je! | |
[pagina 792]
| |
Vrage: zou ik 'n slechte daad verrichten als ik Göthe (ik spreek nog maar van den Göthe zooals hy zich in W. u. D. doet kennen, van z'n voetstuk haalde. ‘Wat kan 't je schelen, vraagt ge, of hy ten-onrechte vergood wordt?’ Wel, zoolang er niet is uitgemaakt wie van ons beiden gek is, - ‘gek’ is't juiste woord niet, maar iets van dien aard toch - zoolang er niet beslist is, wie juister oordeelt, ik die afkeur en... minacht, of ¾ van 't europeesch publiek dat hoogstelt en vereert, zoolang weet ik niet hoe ik me moet uiten om begrepen te worden. Zoudt gy kans zien onderwys in rekenen te geven in 'n land waar 2 × 2 voor 5 doorgaat?Ga naar eind15. Beste Vos, 't is zoo min! Als je me nu aanziet voor 'n zwartkyker, 'n foutenzoeker, 'n nurks - o, ik ben er niet boos om. Maar wel zou ik 't vreemd vinden - ja 't komt me onmogelyk voor - wanneer die indruk je bybleef na 'n ingespannen studie van dat boek. Anderen zouden waarschynlyk daarby 'n handleiding ter korrektie noodig hebben. Nu, die kan ik leveren! Maar 't is 'n verdrietig werk. Het aanwyzen van eenige blunders wordt beantwoord met 'n verwyzing naar 't dutje van HomerusGa naar eind23.. (En daarin zou men gelyk hebben. Wie begaat niet nu-en-dan 'n stommigheid.) Ik moet aantoonen dat de man byna doorgaande niet weet wat-i zegt, dat z'n redeneeringen meestal rymen als tang op Grietje, dat z'n ‘ophelderingen’ en ‘toelichtingen’ zelden iets anders zyn dan verdikking van duisternis. (Waar 'n paragraaf eindigt met iets als: ‘dit had plaats op de volgende wys’ of: ‘ter verklaring houde men in 't oog dat de zaken zich aldus toedroegen.’ Of: ‘dit geeft my de volgende beschouwingen in de pen’ nu, maak je dan maar klaar om er erst rechtGa naar eind16. niks van te begrypen, vooral wanneer hy in psychologie doet. En de karakterteekening van z'n ikheid! Ik weet niet wat me meer ergert, het beeld dat-i van zich zelf geeft, of de domheid die hem niet deed begrypen dat men dat beeld infaam vinden zou. Wèl, men heeft het niet infaam gevonden, en alzoo is die domheid zoo groot niet geweest! Hy schynt geweten te hebben - dit weten Koster & Bolle ook! - dat Mr. Publiek alles slikken d.i. niet lezen kan! Hoera voor die intelligentie van den dichtervorst Göthe. 't Is my 'n raadsel dat Heine hem niet forscher, niet monografischer heeft aangepakt. Liet hy 't na uit besef dat men het zou toeschryven aan brood- of roemnyd? Dit laat zich hooren. 't Is | |
[pagina 793]
| |
onmogelyk dat Heine anders dan ik over hem kan geoordeeld hebben! Wat 'n faiseurGa naar eind18.! Neen, als zóódanig zelfs muntte hy nièt uit. Ook la facture, la façonGa naar eind19. (ik bepaal me altyd tot W. & D.) is zéér gebrekkig, tot en met de phrase toe, 't minste dan toch dat 'n letterkunstenmaker die in den smaak weet te vallen, gewoonlyk levert. Kom, laat me uitscheiden over Göthe. Neen dit moet ik nog zeggen omdat anders m'n wyzen op 't dormitareGa naar eind23. van Homerus geen slot heeft. Het volledig uitkleeden geeft 'n vervelende lektuur. Deze bedenking staat my in den weg. - Ik heb 't zoo druk dat ik niets uitvoer. Als ik je 'n lystje zond van de dingen die me pré-okkupeeren, zou je zeker verwonderd zyn. En de brieven die ik kryg! Ik ben moê. t Is me alsof ik tien levens tegelyk leef. Een fout is't ongetwyfeld dat ik m'n aandoeningen niet beter regel. Honderdmaal begin ik er aan, en telkens loopt de boel weer in de war. Ja, dat is 'n fout. Er is 'n verdrietige onevenredigheid tusschen m'n indrukken en de mogelykheid van uiting. - Ben je wèl? Zyn de uwen gezond? Hoe vaart uw vrouw, uw dochter en de jongens, de mannen, meen ik, die van artillerie? die van zoölogie? Wat wordt uw jongste? Hy die in 't voorjaar van '81 'n vesting van sneeuw had gebouwd? Voelt ge - zooals ik - u oud worden? Protesteert uw gemoed er tegen? Wat 'n tenaciteitGa naar eind20., elke week zoo geestig te flaneeren in den Spectator. Ziedaar alweer iets dat ik niet zou kunnen doen. Hoe goed toch van God, dat-i den een niet gemaakt heeft als den ander! Wat 'n oneindige verscheidenheid van grondstoffen moet hy gehad hebben om Bruyns en ten Br. my en Göthe te fabriceeren. Göthe - neen, nu schei ik uit. Als ik weer van hem begin, weet ik niet waar 't eind is. Dag, beste Vos! Meen niet dat deze lange epistel U de verplichting tot schryven oplegt. Toch zouden wy graag (met 'n enkel woord dan) vernemen dat het U goed gaat. Wil je den besten Loffelt heel vrindelyk van my groeten. Volgens alles fatsoensregels heeft-i 'n brief van my te goed. Hy zond my 'n bundel van HollideeGa naar eind22. met 'n prettig inschriftje. Zeker had ik hem al lang bedankt. Maar ik schyn geen korte briefjes te kunnen schryven. Dit is inderdaad 'n fout. Tu es payé pour le savoirGa naar eind21. met deze drie slordige velletjes voor je! M'n slecht schrift zal ik maar wyten aan m'n oogen. Ik zie goed, doch maar op één punt tegelyk. Veel schryf- en taalfouten | |
[pagina 794]
| |
zyn daaraan toeteschryven, en als ik overlees & aan 't korrigeeren ga, loop ik gevaar alles aftekeuren en te vernietigen. Neem 't voor lief, beste Vos! Schikt het je, eens hier te komen? Wil je Loffelt uitnoodigen meetekomen { of en } een van je jongens? Plaats hebben we. Hartelyk gegroet van uw vriend Dek |
|