Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 748]
| |
[3 maart 1882
| |
[pagina 749]
| |
ondervinding. Met vry veel zekerheid kan ik U zeggen dat er onder degenen die verlof gaven hun naam onder de circulaire te laten drukken, nu reeds sommigen zyn die er berouw van hebben, en die slechts 'n gelegenheid afwachten om zich onder t een of ander pretextGa naar eind1. te retireerenGa naar eind2.. Wie? Dàt weet ik niet. Maar wèl ken ik de taktiek myner vyanden, en daarvan kan ik U staaltjes meedeelen betreffende gelyksoortige toestanden die m'n voorspelling nagenoeg tot zekerheid maken. Er zullen, byv. voorstellen gedaan worden die de strekking hebben my te dwingen tot bedankenGa naar eind3.. Dat die in de door UI. bedoelde samenkomst niet zullen worden aangenomen, weet ik ditmaal, en by uitzondering. (Tot-nog-toe hebben in dergelyke omstandigheden zulke voorstellers hun doel wèl bereikt!) Maar ik vraag: waartoe hun de zoo makkelyke gelegenheid tot terugtrekken - waarvan met triumf door m'n zeer machtige tegenparty zal worden melding gemaakt - aangeboden? Beste kerel, 't zou me zoo leed doen, Uwlieder taak door inmenging van myn kant te bezwaren, maar als dat by-eenkomen niet volstrekt onvermydelyk is - wat ik niet kan beoordeelen omdat ik de te behandelen vraagpunten niet weet - wapent u dan toch tegen 't bekende: ‘roet in 't eten’ of ‘zand tusschen 't raderwerk’. Ge zegt: ‘er worden maatregelen genomen om babbelaars te neutraliseeren’ eilieve, juist dàt leidt reeds tot klacht over mondsnoeren en 't obligaat: ‘Né, dàn trek ik me terug!’ Babbelaars neutraliseeren? Wel, een groot deel der ‘schare’ is juist òm te babbelen dáár gekomen. Het is sommigen juist om dat fameuze ‘woord-vragen’ (en krygen en houden!) te doen, méér gewoonlyk dan om de zaak waaróver zy 't woord verlangen. En, vraagt ge, wat zou 't schaden als 2, 6, 10 ja, al waren 't er 20, zich terugtrokken? Zeer veel! Ieder die zich retireert, is genoodzaakt z'n wispelturigheid of... oneerlykheid te stempelen tot iets fraais, iets byzonder achtenswaardigs. En dit kan niet anders geschieden dan door 't zwart maken en verguizen van de zaak. Ze waren, o zoo welmeenend! Maar... na dàt, dàt of dàt te hebben gehoord, na dien maatregel van de Kommissie, ‘neen nu mogen zy met den besten wil de zaak niet steunen!’ Geen kwaadaardiger vyand dan 'n woordbreker. Eén die zich terugtrekt doet meer kwaad dan 10 teekenaars der Circulaire vergoeden kunnen. | |
[pagina 750]
| |
Maar, zegt ge, na ons te hebben gemachtigd eenGa naar eind4. naam te laten drukken onder de circulaire is het terug trekken onmogelyk! O neen! Integendeel, 't effekt is er te grooter om. Men protesteert tegen het gebruiken van z'n naam waartoe men: ‘wel is waar aanvankelyk verlof had gegeven, maar na dìt, na dàt... kortom, men wil er niet mee te doen hebben. De indruk die zoo'n désaveuGa naar eind5. maakt, is hoogst nadeelig, onverschillig onder welk voorwendsel de désertie plaats heeft, ja al werd er in't geheel geen reden opgegeven. De mogelykheid bestaat dat sommigen alleen zyn toegetreden om zich met het noodig éclatGa naar eind6. te retireeren. Hoe zwartgallig, niet waar? Hoe pessimistisch! Geloof dat ik niet zoo spreek uit menschenhaterige karakterfout, maar wel - myns ondanks! - uit ondervinding.
4 Maart Ja, eergister jarig geweest! Ik voel me moê en zwak. 't Minste dat ik doe mat my af. Ook deze brief. Er ligt 'n berg werk op me te wachten. Ik weet niet hoe ik er door kom. Enfin! Hartelyk gegroet tt Dek
Van Bruinsma spyt me. En ook van Pisuisse. Ik begryp niet wat de reden kan zyn dat ze niet meedoen. Ik ben benieuwd hoe gyl. de Circulaire verspreiden zult. Laat toch in die ‘Vergadering’ niets worden aangenomen waardoor ik aan 'n band word gelegd. De staaltjes van dergelyke pogingen by vroegere gelegenheden loopen in 't zotte, of liever - zooals ik reeds zei - daarin was telkens opzet om my tot bedanken te dwingen. |