Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 730]
| |
Nieder Ingelheim 27 febr '82 Waarde Bremer en lieve Mevrouw! 'tGa naar eind1. Waarlyk om verlegen te worden! Zes deelen! Dat wist ik niet. Voor vele jaren had ik in een Courant dat werk besproken gezien, en ik noteerde den titel om 't me by gelegenheid eens aanteschaffen, toen niet vermoedende dat me die gelegenheid op zoo vriendelyke wys zou worden aangeboden. Toch moet ik U verzekeren dat ik niet wist een zoo onbescheiden wensch geuit te hebben! En dat heerlyke MoezelstukGa naar eind2.! Ja, ik ben verlegen met Uw hartelykheid. Wat boeken aangaat, ik heb daarvoor 'n zonderlinge passie. 't Is niet de welbekende bibliomanie van verzamelaars en bibliotheekopzetters, want ik hecht geen waarde aan de meeste dingen die voor anderen van belang zyn, maar blader soms graag in prullen. Zoo zoek ik, byv. naar twee bundeltjes allerflauwste gelegenheidsgedichtjes kort voor de annexatie van Frankfort en Nassau ter feestviering in 't licht gekomen. De onafhankelykheid van Frankfort zou 'n beetje langer dan eeuwig duren, zeiden de ‘dichters’ van '63, '64 of '65. Maar in '66 was die eeuwigheid uit. Nooit zou 'n landje Nassau gescheiden worden van z'n angeërbtesGa naar eind3. Stamhuis, werd er ‘gezongen’ toen de voorlaatste Hertog allergnädigst geruhteGa naar eind4. z'n zilver huwelyksfeest (of zoo-iets) te vieren. En zie, kort daarop was Nassau 'n pruisische provincie. Tot stichting en leering vind ik 't aardig de chauvinistische ‘poezie’ te lezen, die zóó kort geleden slechts, zulke veranderingen onmogelyk scheen te vinden. En overal natuurlyk werd ‘God’ bygehaald! ZED scheen zeer speciaal betrokken te zyn in de frankforter onafhankelykheid en de belangen der Nassausche dynastie. Wie tydens 't verschynen van die prullen, er om gelachen had, | |
[pagina 731]
| |
zou gesteenigd geworden zyn. Zulke vodden nu boezemen my belang in omdat ik ze toepas op de dingen van vandaag. Zoo houd ik ook van kinderboeken, omdat ik daarin den smaak der ouders vind die ze koopen, daarom worden ouders er altyd in gevleidGa naar eind5., en tevens dikwyls den grond van de begrippen die 20, 30 jaren later de maatschappy beheerschen. En... oude romans! Niet juist antiekerig - oud, maar van 100, 80 of 50 jaar geleden. Ze kunnen me nooit te vervelend zyn, want ik lees ze niet om 't mooie (Idee 54!) maar om de verschynselen te bestudeeren van de zedelyke ziekten, welker soort gedurig afwisselt. (Al die byzonderheden hebben niet te maken met m'n wensch om die ‘Supercheries littéraires’Ga naar eind6. te bezitten. Ik gaf dit op, omdat ik 't nu eenmaal genoteerd had, en me bezwaard vond, geen gebruik te maken van Uw zoo vriendelyk voorstel. Maar, waarlyk, ik wist niet dat het 'n zoo groot werk was! Het is reeds aangekomen, nl. te Mainz. Vandaag of morgen verwacht ik 't hier. Het pak moet te Mainz geopend worden.) Op 't oogenblik geniet ik volop van m'n betrekkelyk genoegen in 't leelyke, onbeduidende en toch door zooveelen... hoog geschatte, door me te verdiepen in Göthe. Wie of wat dien man aan z'n reusachtige renommeé heeft gehoopen, is 'n interessant raadsel. Ik zoek den naam van de ziekte die dàt moet veroorzaakt hebben! 't Is waarlyk om misselyk te worden van ‘opgang-maken’. Ik gis dan ook dat hyzelf wel eens zal gelachen hebben over de waarde die 't dom publiek aan z'n schryvery hechtte. Maar in al die opmerkingen is voor my iets verdrietigs ook. Ik voel gevaar te loopen van zwartgallig pessimisme, en hoor my de vraag doen: ‘alsje dan zóó veel (byna alles) afkeurt, wat blyft er dan over?’ En, erger nog: ‘denk je dan dat jy alleen iets schoons weet voorttebrengen?’ Zulke vragen zyn verpletterend, of... schynen zoo. Ik kan in waarheid betuigen bly te zyn als ik iets ontmoet, waarmee ik in-gemoede meen ingenomen te mogen zyn. Nyd of wrevel is dus niet de oorzaak van m'n byna doorgaande afkeuring. Ze kan dus voortspruiten uit wanbegrip. Ik zeg niet: wansmaak want m'n beschouwingen blyven op't gebied van redeneering. Was't smaakzaak alleen, ik zou me buigen onder de waarschynlykheid of mogelykheid dat myn smaak bedorven was, of niet genoeg ontwikkeld. Maar in gevallen die beredeneerd | |
[pagina 732]
| |
mogen en kunnen worden, mag ik 'n opinie uiten, dunkt me, en daaraan vasthouden tot ze met grond wordt wederlegd. Moet ik DoréGa naar eind7. (een handig teekenaar misschien) een artist noemen, wanneer er blykt dat hy, blykens z'n illustratie, van de fabel: ‘la cigale & la fourmi’ geen jota begrepen heeft? (Het ‘chanter’ van de krekel beteekent lanterfanten, leegloopen, en dat personifieert hy in de gedaante van 'n arme, ziekelyke, medelyden-inboezemende chanteuse die veel zwaarder en kommerlyker arbeid verricht beeft dan de welvarende boerin die haar de deur wyst! Hoe valsch opgevat! Zoo'n domme opvatting van 't woord ‘zingen’ en ‘spelen’ zou begrypelyk zyn in 'n épicierGa naar eind8. (burgerlui meenen dat kunstbeoefenen geen werk is!) maar wat te zeggen van zoo'n wanbegrip in iemand die zelf artiste is? Dat heet: die 't behoorde te zyn, maar door zulke fouten slechts 'n handwerker blykt te wezen. Moet ik Rafael bewonderen, als hy byv. boomen schildert die (naar uitgerekende verhouding) 1⅓ millioen meters hoog zyn? Mag of moet 'n artist 'n gek wezen? Of den grooten Göthe die in z'n ‘Wahrheit und Dichtung’Ga naar eind9. beweert dat de zedelykheid de grondslag is van... de moraal? Hy die ons onderricht dat in zeker muurwerk van donkeren steen, de voegen met witte kalk zyn aangestreken, en er heel professoraal byvoegt dat men daardoor kan zien hoe groot de steenen zyn? Göthe, die ons leert dat het verstandige christendom moet gegrond zyn op ‘rechtschapenheid van karakter en mannelyke zelfstandigheid’ (De vromen zeggen net andersom, en al neem ik hun ‘geloof’ niet aan, er kan zin zitten in hun meening. Maar 't omgekeerde is onzin. Göthe, die zeker persoon beschryvende, zegt dat hy nooit uitging zonder parapluie, en als verklaring van die treffende byzonderheid er byvoegt, ‘omdat hy er aan dacht dat er op den schoonsten zomerdag 'n regenbui kon vallen.’ Grenst dit alles niet aan 't idiote? En ik kan U honderde stalen van die soort aanhalen, vooral wanneer ik me niet bepaal tot zulke korte voorbeelden. Het naschryven van tientallen bladzyden onzin is te vervelend. Eens op zulke dingen opmerkzaam gemaakt of geworden, vertrouwt men z'n oogen niet. Neen, ik houd niet van litteratuur, en hoe afkeerig ook van Kap- | |
[pagina 733]
| |
pelmannige prud'hommerieGa naar eind10., ik begryp de minachting van den gezeten burger voor 't métier van boekenmaken. En de couranten! Zy bederven het oordeel en den smaak. Toen ik eens een der redakteuren van 't Amsterde Handelsblad had opmerkzaam gemaakt op 'n zotterny die zyn krant had gedebiteerd, antwoordde hy: ‘ja, zieje, dat is omdat onze stukken slechts bestemd zyn één dag te leven. Wat zou ons dwingen tot inspanning, daar we toch weten dat wy altyd maar schryven voor... de bestekamer!’ Zoo is het! En 't Volk laat zich leiden door zulke voorgangers. - Gut, zeg jelui, wat 'n uitweiding over boeken en schryvery! Nu ja, ik ben er vol van, vooral omdat ik nu bezig ben met dien hansworstigen Göthe. Wat is er aantevangen met 'n maatschappy die zich door zoo'n frazensmid liet (en laat!) inpakken? Waren 't nog maar Duitschers alleen die zoo met hem wegliepen, maar ook in Holland is 't mode hem overal aantehalen. Z'n onbeduidendste zotste gezegden worden verheven tot teksten. 't Is ergerlyk. - Albert deelde ons, blykbaar in opgeruimde stemming mede dat ge hem en Marie bezocht had, en dat zy zondag (d.i. gister) by U zouden komen eten. Dat is heel lief van U. Noch hy noch wy zouden 't vreemd hebben gevonden als gy hen geïgnoreerd hadt. We weten nu eenmaal waaraan men zich by zulke verhoudingen blootstelt. Ik vind Marie een goed schepsel, en juist om de weinige opvoeding die ze schynt gehad te hebben, waardeerde ik haar uitstekend gedrag. Zy was by ons werkzaam, bescheiden, zindelyk, hulpvaardig. Wel weet (of gis) ik dat het voorgenomen ‘wettig huwelyk’ van Alberts kant 'n soort van eerezaak is, maar ik beweer dat zyn offer niet zoo groot is als hy zich verbeeldt. Meer nog, ik zeg dat hetgeen offer is. Zy zal een goede trouwe huisvrouw voor hem zyn: Welke aanspraken heeft hy op meer dan dat? En als men daarby bedenkt dat het zoogenaamde ‘méér’ dikwyls de goede eigenschappen uitsluit, die M. werkelyk bezit, dan vind ik dat Albert geen reden van klagen heeft. Gesteld dat Marie hem z'n woord terug gaf, dan ben ik zeker dat hy zeer spoedig tot haar zou terugkeeren. Le mieux est l'ennemi du bienGa naar eind11.. Albert is 'n brave kerel, en knap ook, maar ik vind hem veeleischend, en ik vrees dat hy dit soms wel eens aan die arme meid zal laten voelen. - Mies heeft dezer dagen een portretje van onzen Wouter laten | |
[pagina 734]
| |
maken. Zoodra de afdrukken ontvangen worden, zullen wy er U een zenden. Het is byzonder goed geslaagd. - Ik weet niet of M. u schreef over zekere beweging in Holland om Havelaar te... te... hoe heet het? Er is geen sprake van een: ‘huldeblyk’! Ik vrees dat het 'n dove kool zal zyn. Maar toch ben ik dankbaar voor den goeden wil der opzetters van het plan. Wanneer zien wy U hier? En dan natuurlyk niet in den Hirsch, en even natuurlyk wat langer! Ik ben zeker dat Mimi U best bevallen zal. Ja, ze is in den beginne niet toeschietend maar zeer solide in haar vriendschap. En zy voelt zeer hartelyk voor U... waartoe nogal reden is, vind ik! Adieu, lieve menschen. Uw boeken neem ik in grooten dank aan als verjaringsgeschenk. Hartelyk gegroet van Uw liefhebbenden Dek
Als ge hier zyt, zal ik U de uitrekening van dien hoogen boom van Rafael laten zien. |
|