Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 659]
| |
den Haag 9 february 1882. Wel Edelen Heer Roessingh van Iterson
te Tilburg Wel Edele heer! Van den Wel Ed. Heer K. v.d. Bosch te Breda ontving ik een exemplaar van de oproeping aan onze landgenooten om hen tot eene daad van nationale dankbaarheid jegens den Heer Douwes Dekker te bewegen, met uitnoodiging aan my: om ook myn naam onder de oproeping te laten plaatsen en by toetreding UWEdelen daarvan kennis te geven. Ik sluit my by de voorgestelde beweging aan en machtig UWEd. dan ook myn naam voor het gestelde doel te bezigen. Ik ontveins evenwel niet dat, hoewel ik nog geen scherp afgebakend plan gevormd had, het doel, hetwelk ik wenschte te bereiken, iets ruimer was, dan ik in die oproeping uitgedrukt vind. In de allereerste plaats toch is de strekking van myn pogen - en die strekking blyf ik handhaven - de oogen te openen voor de rampen die Bantam geteisterd hebben - niet om openbare liefdadigheid voor de rampzalige bevolking af te smeeken, wat toch niets zou geven - maar om eene beweging uit te lokken, die ten doel zou hebben: van de Regeering te eischen dat in onze Overzeesche Bezittingen een meer eerlyke bestuurswyze gevolgd werd, waardoor rampen als de onderhavige onmogelyk zouden worden. Dat tevens dankbaarheid zoude betoond worden aan den wakkeren fieren kampioen voor recht en billykheid, wel zeker! me dunkt dat dat het vervullen van een dierbare plicht moet zyn, die niet langer uitgesteld mag worden. Maar of het byeenbrengen van een kapitaal als de uiting van die dankbaarheid moet gebezigd worden, ziet dat durf ik zoo maar niet dadelyk toestemmend te beantwoorden. Nogmaals een scherp afgebakend plan heb ik niet; maar toch zweefde my zoo iets voor den geest van langzamerhand eene beweging in het leven te roepen, die tot effekt kon hebben, dat allerwege in geheel Nederland, ook in Indië, op groote schaal adressen zouden worden geteekend om der Regeering te verzoeken in de dankbaarheidsrol namens de geheele natie op te treden en b.v. den man, die door en ter zake van het volvoeren van zynen plicht zooveel geleden heeft een pensioen | |
[pagina 660]
| |
toe te kennen als huldeblyk, gelykstaande aan dat, wat hy zou verworven hebben, wanneer hy ongestoord zyne loopbaan had kunnen vervolgen. My dunkt dat zoo iets te bewerken zoude zyn, wanneer het intellectueel gedeelte van de natie zich daartoe hecht aaneensloot. Zoo als licht te begrypen is, is dit slechts een vluchtig schema, waarvoor veel te zeggen is, maar waartegen waarschynlyk ook bedenkingen aan te voeren zyn. Ik onderwerp het evenwel aan Uw oordeel en waag het U te verzoeken: het met Uwe geestverwanten te bespreken. Intusschen wat ook de uitslag van die bespreking zy, ik sluit my by U aan, want vooral in zoo'n zaak moet door eendrachtige samenwerking de uitslag verzekerd worden. Ik gaf daarenboven myn idee slechts om het ondernemen ook uit een ander oogpunt te doen beschouwen. Ik noem my intusschen met de meeste hoogachting Uw Wel Ed. dienstw. dienaar M. Perelaer
In de onderhavige zaak heb ik steeds te samen gehandeld met den Majoor W.J. Vervloet een kollega van my van het Indische leger, wien ik ook verzocht heb zich tot U ook te wenden om zyn naam onder bedoelde circulaire te plaatsen. Achtend M.P. |
|