Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 555]
| |
Nieder-Ingelheim 29 Decr 81 beste van den Bosch! Gister schreef ik U 'n kort briefje, geheel in myn belang. Ik had Uw brief van 22 nog niet gelezen, juist omdat ik de indrukken die hy me zeker zou meedeelen, niet wou bederven door ze te vermengen met de aandoeningen die Perelaers stuk in my opwekte. Iets later, zegge eenige uren, want ik werd gestoord. Op de oorzaken van die storing kom ik misschien terug. ‘Misschien’ want schryven is in sommige dingen zoo moeielyk. Liever sprak ik met U.) Nu dan, uw brief gelezen hebbende, doet het me genoegen, den mynen gister maar vóór de lezing verzonden te hebben. Nu kan ik schryven òm te antwoorden, en niet als aanhangsel by de zaak van Perelaer. Daartoe voel ik behoefte. Ik dank u zeer voor uw vertrouwen. Ja, dàt is toch vriendschap! Dit ‘toch’ slaat op m'n matig geloof in wat de Duitschers en hun naschryvers daarvoor uitgeven. Als ik van Duitschers spreek bedoel ik niet de Duitschers waaronder ik my beweeg (Ik spreek nooit iemand) maar de Duitschers zooals ik ze uit boeken ken. Uit brieven, byv. van Lessing, Schiller, Göthe, VossGa naar eind1. ed. En uit romans vooral uit de Sturm und Drangperiode. Zelden begreep ik die vriendschappen. Ik kende er de eischen niet van. By zeer jonge menschen kwam ze my dikwyls voor als (onwillekeurig!) gemaskerde liefde, jazelfs (heel onschuldig namelyk) als verdwaalde geslachts drift. Lafontaine (de schryver die 't meest invloed heeft gehad op m'n gemoed) laat z'n ‘vrienden’ verbonden sluiten die vry precies lyken op 'n engagement. In m'n onnoozele jeugd nam ik zoo-iets als religie op. En ik had in '32 (ik: 12 jaar) en de volgende jaren 'n vrindje van die soort in den jongen Abraham van der Hoeven. (zie, als't u de moeite waard is, 't hoofdstuk ‘bergpoëzie’ in de Millioenen Studien.) Wat wy, kinderen, elkaar ‘als vriend’ schuldig meenden te zyn, weet ik niet recht. Ook niet alzoo wat de ‘onverbrekelyke | |
[pagina 556]
| |
trouw’ beteekende, die wy elkander toezegden. By later inzien begreep ik dat we volstrekt niet by elkaar pasten. Hy was misselyk deugdzaam, en theologizeerde al toen ik nog met den vlieger speelde. (Dit is 'n verkeerde tydsbepaling. Want dit doe ik nòg. Ook tol ik van tyd tot tyd, en hoop nog altyd niet ten-grave te dalen voor ik ‘scharmaaien’ geleerd heb. D.i. den tol uit te werpen, en dien zonder dat hy grond raakt, op de hand te vangen. Dit had ik in '30 een jongetje op straat zien doen. Toen beloofde ik mezelf dat ook te leeren. Zeg nu niet: als je dat dan nu nog niet kent - straks 63! - leer je 't nooit. Bedenk dat ik niet altyd in 't bezit was van tol en koord. Ook waren er byna altyd andere beletselen die m'n oefening in den weg stonden. Weinig menschen geven zich rekenschap van de moeite die 't inheeft, zich in tollen te oefenen. Telkens is er iets anders te doen! Van ‘tollen’ gesproken, van scharmaaien liever, hebt ge myn antwoord gelezen aan De Beer die me vroeg om levensbyzonderheden enz. voor 'n duitsch lexikon? Verbeelje, De Beer - en velen! - hebben niet eens begrepen dat dat 'n satyre was op de letterkundery en de beroemdighedens van zekere soort!) Ter eere van Bram van der Hoeven moet ik erkennen dat hy 1o me trouw schreef toen ik in septr '38 naar Indie vertrokken was. (Maar ik was ontrouw. Want ik kon maar niet aan't antwoorden komen. Als door 'n schok had ik m'n bekomst van praatjes over Jezus Christus. En dáárvoor toch schreef hy. 2o dat-i van z'n trouw 'n blyk gaf door (in '40?) in 'n voorberichtje van z'n doctorale dissertatie die hy aan 'n anderen ‘vriend’ opdroeg, my te gedenken, en te verklaren dat die eer eigenlyk my toekwam. Maar: ik was door plaats en levensloop van hem gescheiden, zeide hy. O ja, en door m'n zwygen op z'n brieven over Jezus Christus. Indien hy in leven was gebleven, zou dat 'n kurieuze verhouding hebben gegeven. Vóór m'n vertrek naar Indie had ik den moed niet, hem ronduit te zeggen dat die dingen me verveelden. Alzoo: wat is vriendschap? Welnu, ik voelde er iets van by 't lezen van Uw brief. Die behoefte zekere aandoeningen - vooral de liefste, de innigste, de geheimste, by iemand uittestorten die ze begrypt en waardeert. Ik dank U, beste van den Bosch. Ge hebt juist gevoeld. En ook ik heb jegens U die behoefte. Vandaar dat ik Uw brief ongelezen liet, tot na 't verzenden van den mynen. Ik kon | |
[pagina 557]
| |
gissen dat ge my over intime dingen zoudt schryven in antwoord op myn vorigen. Dit doet ge ook. En heel graag wou ik 't óók doen, maar ik ben zoo angstig voor schryven. Het denkbeeld dat het plebs na uw en myn dood zich met m'n intime uitingen zal vermaken, doet me rillen. Op dien tegenzin in publiciteit heb ik reeds in den Havelaar gedoeld. Nooit kon ik dien overwinnen, en ik ben zoo vry te gelooven dat dit voor me prouveert. Weinig vrouwen en meisjes, ook de meest pudiekeGa naar eind2., zullen zoo opzien tegen 't ontblooten van zekereGa naar eind3. lichaamsdeelen voor den tot onderzoek geroepen arts, dan ik voor 't toonen van m'n gemoed aan ‘publiek.’ En tòch ben ik juist het tegendeel van achterhoudend, d.i. jegens iemand dien ik liefheb. Liefhebben is juist: geven, gedachten geven, ziel geven. Ziedaar dan ook de oorzaak (en de reden!) van m'n tegenzin in 't schryven voor 'n publiek dat ik niet liefheb! Ik veracht het vulgusGa naar eind4.. En meen niet dat ik met dit woord hen bedoel die (konventioneel meestal) voor abject doorgaan. Ook niet de zoog.d onbeschaafden of ongeletterden. Ook zelfs niet de bedryvers van kwade daden, (iets anders dan misdadigers van professie.) Neen, ik bedoel de ordinaire wezens die nooit uit den koers raakten omdat ze... nooit in zee staken, laat staan stormen braveerden. Daaruit bestaat de meerderheid. Die meerderheid heeft den boventoon in Regeering, in Volksvertegenwoordiging, in rechtszalen, polemiek, in wysbegeerte (god betert!) in letterkunde, in wat ze poëzie blieven te noemen, (meestal niets dan kinderachtige versjes makery.) Die meerderheid heerscht overal! Dat walgt me. Vandaar dan ook de sarkasmen in antwoord op De Beers verzoek. - ‘Zou deze of die gemoedsuiting gelezen worden door zùlk volk.’ Ziedaar wat me zoo hindert in 't schryven. Het klopt nu zoo juist dat ik reeds gister U schreef dat ik U liever spreken wilde. - Nu ga ik even Uw brief doorloopen. Niemand beter dan ik begrypt dat men niet of niet terstond antwoordt. Geef u svp nooit moeite de oorzaken daarvan optegeven. Ziedaar een gemakkelykheid die m'n z'n vriend schuldig is. Laten wy met stiptheid in antwoorden onzen vyanden reden van verwyt ontnemen. - Uw verhouding tot haar. Ziedaar nu al 'n onderwerp dat groote schade lydt by behandeling in 'n brief. Wat al schoone indrukken | |
[pagina 558]
| |
moet ge binnenhouden! En hoe omzichtig moet ik wezen in 't beantwoorden. Ge wyst op Uw leeftyd, alsof die met aandoeningen van de hier passende soort in stryd wezen zou! Waarlyk niet! Een vreemde zou kunnen meenen dat myn oordeel hier niet geldt, omdat ik zelf 63 jaren oud ben en dus geneigd kon zyn de grenzen voor 't oorbare op dien leeftyd, wyder uittezetten dan goed is. Als ik me vergis, dan is dàt voorzeker de oorzaak van m'n scheefzien niet. Dat gevoel en indrukken als de uwen niet afhangen van de jaren, blykt uit het feit dat ze by U bestaan. Neen, dit is geen bewys. 't Zou 'n monster kunnen wezen. Welnu dan, monsters zyn zeldzaam (anders waren ze geen monsters, maar norm) en hartelyke poëtische genegenheid op onze jaren is niet zeldzaam. Ik ga verder: ze is in den regel nobeler, fyner, adelyker dan de banale verliefdheid van de jeugd. En de fynst bewerktuigde vrouwen voelen zich 't meest aangetrokken door zùlke liefde! Wat nu volgt, klinkt vreemd en lokt tot spot uit, maar ik meen waar te zyn. Ik geloof zeer dikwyls te zullen overwinnen in 'n tournooi om vrouwenharten, in dien m'n mededingers allen beneden de 25 jaren zyn. Maar de te veroveren vrouwen moeten... van adel wezen, van zielen adel! Zeker klinkt deze bewering verwaandGa naar eind5. en ‘fat.’ In-weerwil van dien schyn, durf ik ze volhouden. Hoogmoed steekt er zeker in, o ja, et je m'en flatte!Ga naar eind6. Ik zou me schamen als ik niet hoogmoedig was. Wat nu U betreft, ik begryp volkomen dat men U hoogacht, eert en... lief heeft. Ik beweer volstrekt niet dat de zedelyke en intellektueele bevruchting altyd uitgaat van den man, maar meestal is dit wel zoo, en daarvoor is de naar ontwikkeling strevende vrouw dankbaar. Zy wil kennis, begrip en vooral samenvattende poëzie in zich opzuigen, een schoone afspiegeling van de (ook geenszins verachtelyke!) physische behoefte. En ook de noodzakelyke teruggave, het baren, de wisselwerking, ook dáárin spiegelt zich de stoffelyke natuur in den geest af! Dat andere is ook niet te verachten (zooals verdraaide moralisten... voorgeven te beweren) maar 't eenzyn naar den geest staat hooger! En juist dáárom zullen de naar 't hoogere begeerige vrouwen zich eer door U aangetrokken voelen dan door 'n jongen man die gewoonlyk minder leveren kan, ja dikwyls geheel impotent is! Myn oordeel over vrouwen is gedeeltelyk nog onbestemd, ge- | |
[pagina 559]
| |
deeltelyk ànders dan 't boekerig konventioneele. ‘De’ vrouw is... dàt, dàt & dàt. Onder al die datten vond ik er zelden een dat niet evenzeer van toepassing was op ‘den’ man, op de mensch alzoo. Toch zyn er drieGa naar eind7. dingen die ik meer in 't byzonder meen opgemerkt te hebben in vrouwen. Niets van babbelen, nieuwsgierigheid, ontrouw (!) e.d. tenzy die of dergelyke dingen voortkomen uit... het straks volgend no 2! Nummer één der vrouwenspecialiteit is dat opzuigend vermogen, of: die neiging tot opzuigen. Het - vermeerderd en verbeterd - weergeven, het baren, is niet zoo algemeen. Sommigen zyn onvruchtbaar, doch niet zooveel als er onmachtigen worden gevonden onder de mannen. Ook by onvruchtbaarheid is die neiging tot in zich opnemen van indrukken, reeds iets schoons. Wel lydt de gever in zekeren zin dan bankroet voor z'n gedane ziele-uitgaaf, maar dat uitgeven-zelf bracht genot mee (even als in 't physieke alweer!) Zeer schoon is die neiging als 't ontvangene met woekerwinst wordt weergegeven. Dat is 't ideaal. Doch, hoe ook afloopende, de begeerte om te ontvangen met of zonder bevruchting dan, is iets liefelyks op zichzelf, en ze staat als no 1 op 't lystje der goede eigenschappen. Maar m'n no 2 is minder mooi. Het betreft het eerbegrip dat - naar ik vrees, want ik weifel nog - by de vrouw minder sterk dan by den man ontwikkeld is. Het komt me voor dat de vrouw minder besef heeft dan wy, van ridderlykheid. Dikwyls heeft me deze opmerkingGa naar eind8. smart veroorzaakt. (Dit ½ blaadje is overgeschreven. Gister avend schreef ik over dit onderwerp een en ander dat me nu minder geschikt voorkomt. Die belemmering in uiting is irritant.) M'n gissing dan is te aannemelyker omdat de oorzaak voor de hand schynt te liggen. Ik schryf dat (betrekkelyk) gemis aan ridderlyk eergevoel aan 't uitsluitend beoefenen der zedelykheids begrippen die in verband staan met het geslachtsleven. Ook dáárin openbaart zich deugd, maar dat is niet de deugd! Een kind die, daartoe herhaaldelyk vermaand, z'n schryfboekje rein houdt, doet wèl. Maar onjuist is 't begripGa naar eind9., dat hy daarom al z'n andere plichtjes - waaronder meer belangryke! - zou mogen verwaarloozen. Dit nu is, meen ik, van toepassing op veel vrouwen. Angstig bewaken zy dat eene soortje van ‘eer’ en daaruit vloeit, naar 't | |
[pagina 560]
| |
schynt, voort dat ze van andere, hooger staande eer minder besef hebben dan wy. Naar myn opvatting kan 't openbaren van 'n toevertrouwd geheim hoogst misdadig wezen, zegge: hoogst. Ja, erger dan diefstal, erger dan overlegden moord! Veel erger dus ook dan 't overtreden der (gedeeltelyk konventioneele) reglementjes op de... physische zedelykhedens. Volgens zekere moraliteitsbegrippen zou men om de bravigheid van ongehuwde vrouwen te keuren, eigenlyk z'n toevlucht tot 'n accoucheur moeten nemen. En dit geschiedt dan ook. (te Berlyn werd zekere oplichtster, ‘die Goldprinzessin’Ga naar eind10. na veroordeeld te zyn tot? jaren tuchthuis, geinspecteerd. Ze was... maagd, en dus 'n braaf meissie. Wel zeker! Ik zeg: 't ware haar beter geweest als PasiphaeGa naar eind11. den stier van DedalusGa naar eind12. by zich intelaten dan - zooals zy deed - door valsche vertellingen en nagemaakte brieven 'n oude dame aan den bedelstaf te brengen.) Het uitsluitend zoeken van deugd in 't niet toegeven aan verboden geslachtsdrift, maakt ongevoelig voor zekere loyauteit die wy mannen in acht nemen op straffe van jean foutre'sGa naar eind13. te zyn. By veel aanrakingen van... (ik zoek 'n woord) van: galanten aard heeft de man even veel, soms meer te verliezen door indiskretie dan de vrouw. Welnu byna altyd vat hy die verplichting konscientieuser op. Ook wordt hy zwaarderGa naar eind14. veroordeeld als hy haar door onbescheidenheid kompromitteert dan als zy hèm, zyn intiem leven te kyk geeft aan 't Publiek, en dit zachter oordeel over háár indiskretie bewyst dat ze algemeener, schynbaar minder schandelyk is. Wy achten ons tot loyauteit verplicht ook: jegens 'n gewezen beminde, jegens 'n vrouw die òns verraden heeft, jegens 'n mededinger, jegens 'n medeminaar zelfs. De vrouw schynt zich van die ridderlykheid ontslagen te meenen. Besef heeft zy er wel van. Anders zou ze die eigenschap niet vorderen in den man. Ik erken dat by de meeste huwelyken (al of niet voor den Burg. St. gesloten. Dat is my volkomen onverschillig) de vrouw met ordinair opgevatte ‘trouw’ volstaan kan. Waar geen ideën, geen principes zyn meegedeeld of ingeprent, kunnen geen ideën worden aangekleefd, geen principes verdedigd. Als de man verzuimt z'n vrouw tot zeker standpunt opteheffen, kan zy ook zich niet | |
[pagina 561]
| |
schuldig maken aan 't verlaten van dat standpunt. Maar waar dit ànders is, waar de man wel inderdaad haar tot deelgenoot van zyn indrukken en begrippen heeft... trachten te maken, daar is n.m.i. 'n désaveuGa naar eind15., of erger: 'n afwyking in de daad, erger ontrouw dan wat gewoonlyk daarvoor doorgaat. Ik zou 't m'n beminde vergeven indien ze - mits in zekere omstandigheden en onder invloed van zekere gegevens - physiek ontrouw ware geweest. Maar 't krenken van m'n eer door 't verraden byv. van 't geheim dat 'n vriend my had toevertrouwd, zou ik niet vergeven. In zeker verhaal las ik in m'n jeugd van 'n Korsikaan die z'n kind doodschoot omdat het aan de policie de schuilplaats aanwees van 'n vluchteling dien de vader by zich verborgen had. Dit begreep ik, en ik sympathiseerde met dien vader. Welnu, veel vrouwen zien niet in hoe misdadig, hoe eerloos ze zyn als ze de rol van dat kind spelen. Eens van Suez naar Kaïro, party moetende makenGa naar eind16. met nog vyf personen voor een der vele wagens die 'n 300 tal reizigers door de woestyn zouden vervoeren, vóór er spoor was, heb ik me laten bepraten spel te breken. Er waren byzondere redenen die dat party-maken eenigszins pikant deden zyn. Welnu, nog voel ik bittere schaamte over m'n woordbreuk. Dit gevoel is, meen ik, by vrouwen onbekend of minder sterk, tenzy er liefde (maar ze moet beantwoord zyn!) in 't spel is. Het komt me voor dat de vrouw meer dan wy, haar oordeel laat afhangen van haar indruk. Wien ze liefheeft hangt ze aan, wien ze niet liefheeft veroordeelt zy, en tegen denzulken is alles geoorloofd. Van my zelf durf ik ingemoede verzekeren dat m'n ergste vyand mets wagen zou door in 'n rechtzaak my tot lid van de Jury te hebben. Eer zou ik neiging voelen tot verzachting dan tot verscherping van 't vonnis. Ongelukkig de delinquent die van 't oordeel der vrouwen afhangt! Wie groene handschoenen draagt, zal den moord wel gedaan hebben, want... zy houdt niet van groene handschoenen. &c - Te PadangGa naar eind17. was ik eens allerkomiekst door 'n vrouw gefopt. Och, 'n gekke geschiedenis, twee drie jaar te voren had ze my te Batavia zeer aangehaald. Tal van vurige brieven. Maar ik, 'n nuchtere deugdzaamachtige LafontainigGa naar eind18.-sentimenteelige jongen, bepreekte haar. O, misselyk! Dit zeg ik nu, maar toen meen- | |
[pagina 562]
| |
de ik me al eens heel mooi te gedragen. Stinkend pedant. Doch zie, later te Padang haar weer ontmoetende was ik ontbolsterd en (gelyk altyd) de slinger sloeg den anderen kant uit. Ik vond het aardig, den FunklasGa naar eind19., den LovelaceGa naar eind20. uittehangen. ‘Aardig’ meer niet. Van liefde, van verliefdheid zelfs, geen spoor. Nu maakte ik háár 't hof. En dit werd aangenomen, aangemoedigd zelfs, en wel tot ik de uiligheid beging haar 'n briefje te schryven. In antwoord kreeg ik... 'n brief van haar man! Hy verbood my z'n huis. Er stond in: ‘dank zy der deugd myner brave gade &c’ (Die twee deftige ‘er’s zie ik nog altyd staan. Ik begreep er niets van. Toen ik haar 't laatst zag was haar stemming alles behalve deuruitjagerig, en myn briefje was inderdaad dáármee in overeenstemming, volstrekt niet met de op eens ontwaakte deugdzaamachtigheid. Ik was woedend, en vloog er heen. De man was niet te huis en dit had ik kunnen berekenen. Ze ontving me... lachend! Als iemand die zeggen wil: gefopt! In't gesprek dat nu volgde, zeide ik: - Maar hoe kon je in godsnaam zoo doen? Je wist toch welke briefjes je my op Batavia schreef. Als ik die nu eens toonde aan je man? - O, zei ze heel pacifiek, ik wist zeker dat je dàt nooit doen zou! ‘Dáár heb je gelyk in!’ riep ik, en ik vloog heen. Hy maakte me zwart waar-i kon. Ik nam 't den stumpert niet kwalyk. Maar zy deed het ook, en dat vond ik wel wat erg. Toch heb ik de briefjes nooit getoond. (Voor 3 jaar is me gebleken dat dit geschiedenisje toch bekend is geraakt. Niet door my, maar 'n andere dameGa naar eind21. (een vyandin van haar) had perspicaciteitGa naar eind22. uit haar geput, en door 't aan elkaar knoopen van brokstukjes de zaak vry wel tot 'n geheel geconstrueerd. Die dame ontmoette ik in 79 in Zeeland. Zy was 't die me vroeg of ik haar nu de kus geven wou die ik in 1839 (!) uit jongensachtigen schroom terug hield. Ik meen U dat verteld te hebben.) - Voorbeelden bewyzen niets, dat weet ik. De staaltjes die ik aanhaalde, strekken slechts om aanleiding tot opletten te geven. Ik zou ze met vele anderen kunnen vermeerderen. Maken zich niet veel mannen schuldig aan dezelfde... insoliditeit, kwade trouw, gebrek aan ‘eer?’ O zeker. Maar by den man gaat het dan ook inderdaad voor valschheid door, terwyl ik beweer dat de vrouw | |
[pagina 563]
| |
zich die dingen niet aantrekt, of althans ze niet zoo hoog opneemt. Niets vindt de vrouw natuurlyker en plichtmatiger dan dat de man haar diskreet behandelt. Best, dit is recht! Maar van wederkeerigheid in die verplichting hebben zy geen (of minder) besef. Doch ook in andere verhoudingen meen ik dat m'n opmerking doorgaat. (Uitzonderingen doen niet ter zake.) Menige vrouw die zich liever zou laten martelen dan zich overtegeven aan 'n vreemde, zal geen ‘oneer’ vinden in 't bekladden van 'n mededingster, of in 't verraden van 'n geheim waarmee de ware eer van haar man gemoeid is. Dat is de echte trouw niet! Van ‘trouw’ gesproken, ik ken 'n dame die... ja kyk, 't getal van haar tevredengestelde minnaars optegeven zou moeielyk zyn. Ik ben overtuigd dat zy zelf dit niet zou kunnen doen. Ik zelf heb haar eens gezegd: meid je hebt hèm (den amant du jourGa naar eind23.) niet lief maar je bent verliefd op je aanhoudende afwisseling van verliefdheid. Met 'n oprechtheid om te kussen, dacht ze even na, en zei: ik geloof dat je gelyk hebt! Nu kan ik niet zeggen dat ik dat mooi vond. Ook liet de keus byna altyd veel te wenschen over. Soms viel die in 't crapuleuseGa naar eind24.. (Dit is weer op dit oogenblik 't geval. Ze betaalt 'n onwaardig êtreGa naar eind25.. Gemeener kan het niet.) Welnu, in zekeren zin, en niet in den allerlaagsten zin, is die vrouw haar man, gedurende zyn leven trouw geweest. In zekeren zin bleef ze hem trouw nà zn dood. Want... haar levensopvatting was de zyne! Hy was 'n uit-stekend mensch die op niemand geleek. Toen zy eens (gedurende zyn leven nog) weer iemand aan 't lyntje had gehad, vond ik haar erg bedroefd. Ze biechtte en vermaakte zich met wat smart over de verwaarloozing die ze van haar laatsten minnaar ondervond. De vent had genoeg van haar en liet haar zitten. Ik hield m'n gewone preek, drong op arbeid aan (ze is ryk en heeft niets te doen) en kon niet verder helpen. Eenigen tyd daarna schreef ze my zeer opgeruimd. Een gevolg van myn raad? O neen. Ze had haar nood aan haar man geklaagd, en die had den ontrouwen minnaar ‘ongemakkelyk op z'n plaats gezet’. Dat deed haar goed, en ze kon weer van voren af aan beginnen met 'n ander. Wat ze dan ook gedaan heeft tot op dezen dag, de verwelkte schoonheid (voor zoover die er ooit geweest is) vervangende door klinkende munt. En 't schynt wel of ze sedert het invoeren van die methode, minder behoefte heeft dan vroeger aan 'n ‘trou- | |
[pagina 564]
| |
wen’ man, die ‘ontrouwe’ minnaars korrigeert. Die vrouw nu (en daarop komt deze historie neer) was in zekeren zin, en niet in den laagsten zin trouwer aan haar man dan menige andere die nooit 'n vreemde in haar alkoof zag. Ik herinner my haar eens gezegd te hebben: meid, meid, je dringt jezelf altyd verliefdhedens op. Ik ben zeker als x x x (haar man) te water lag met al je minnaars, en je had de keus, hem of de anderen te redden, dat je al je minnaars doodeenvoudig zou laten verdrinken.’ En ook toen zei ze heel pacifiek: ‘Ja, dat geloof ik ook!’ (Ik behoef U niet te zeggen dat ik geen party trek voor haar levensopvatting en gedrag. Ajakkes! Neen, ik wys maar op 't één-zyn met den man in denkbeelden, geheel afgescheiden van de waarde dier denkbeelden zelf. Die waren afschuwelyk, doch... er was oprechtheid en konsekwentie in. Dat hy, van zyn kant hetzelfde pad bewandelde, spreekt vanzelf. En ook zy zou met pleizier 'n dame hebben aangevlogen die hèm verwaarloosd had. Dan zou't geweest zyn: ‘Wat! Wil jy niet meer met m'n man slapen? Wat verbeelje je wel jou vuile kanalje. Toe, in 't bed by hem, of ik zal je & c &c - Ja, ja 't realismus van Zola is 'n pover ‘mus’je! Er valt heel wat anders te ontsluieren dan hy op zyn gebrekkig standpuntje doen kan. Menschkunde is dun gezaaid - Mn no 2 is niet afgehandeld. Waar zou't heen als ik de stof uitputte? - Wat dan, 3o de vrouwen onvoorwaardelyk boven ons stelt, is iets dat ik reeds aanroerde vóór ik die nummering begon, iets dat van toepassing is op Uw geval. En waar ik in no 2 weifelendGa naar eind26. oordeelde, hier durf ik spreken met zekerheid. De vrouw schat in den man 't hoogere, terwyl de man in de vrouw 't lagere hoog stelt. Ik zou in de jongensachtige domheid kunnen vervallen te verlieven op 'n dom schepsel wier physiek my aantrok. De vrouw die met my gelyk staat in ontwikkeling, aanleg, aspiratien &c verlieft niet op 'n mooien knecht. (Uitzonderingen bewyzen alweer 't tegendeel niet. Er zyn wel is waar ‘dames’ die zich ‘afgeven’ met bedienden of onbeschaafden, maar haar getal is niet noemenswaard by 't aantal ‘heeren’ die zich laten charmeeren door onbeduidende wezentjes als ze maar physisch aantrekkelyk zyn. Gesteld dat ‘betaalde wellust (ik vermyd het woord ‘prostitutie’ | |
[pagina 565]
| |
omdat de beteekenis daarvan definitie noodig heeft) gesteld dat betaalde nagemaakte liefde in de zeden viel en onaangevochten kon worden gevent, dan zou 'n huis met mooie jongens niet zulke goede zaken maken als 'n dergel. etablissement met meisjes. (tenzy 't eerste... door mannen bezocht werd! Die armzalige vuiligheid neemt overal toe. En, by de bekrompenheid waarmee de gezonde zedelykheid wordt op gevat, kan 't niet anders. Wilgen zyn geen leelyke boomen, maar ze worden leelyk door 't knotten. De natuur laat zich niet dwingen. Door 't sluiten der veiligheidskleppen berst de ketel. Wie van twee deuren de eene sluit, moet zich niet verwonderen als de andere drukker gepasseerd wordt. Waar men gezonde aspiratien smoort, doet de ‘aard der dingen’ zich op andere wys gelden. Maar ze drukt 'n stempel van vuiligheid, als protest tegen 'n ondergane verkrachting, op wat anders liefelyk zou voor den dag gekomen zyn. En let eens op het toenemen van... Lesbische liefde! Eilieve, wat moeten de arme schepsels anders? met háár heb ik innig medelyden, en (misschien gek) ik kan me niet opwinden tot afschuw zoo als wel 't geval is ten-opzichte van dat andere. Toch beweer ik dat wet & policie er zich niet mee moesten bemoeien. Zulke zaken gaan den wetgever (en den policie kommissaris!) niet aan. Wel: publiek schandaal, verkrachting, lichamelyke laesie.Ga naar eind27.) - O, vergeef die vlek. Dat komt er van als men parastreept.Ga naar eind28. - Van de 1000 dingen die ik U te zeggen had heb ik er maar 2 of 3 behandeld. En... gebrekkig! Eilieve, als ik nu niet uitschei blyft de brief misschien heelemaal liggen. Dedalus had geen stier voor Pasiphaë gemaakt, maar haar in 'n koeienhuid genaaid om zoodoende met 'n stier te paren. Prosit! Als de stier zich maar niet bezeerd heeft! Overigens is 't my wel. Dag beste kerel. Dank voor Uw vriendschap! Reken op de myne! Och, ik had U veel te schryven! Misschien vat ik binnen 'n paar dagen weer de pen op. Groet haar. Uw liefh DD |
|