Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 513]
| |
[31 oktober 1881
| |
[pagina 514]
| |
Ja, V. HoutenGa naar eind1. was lam. Daartegenover staat dat er méér uit den hoek gekomen zyn om tegen Modderman'sGa naar eind2. preek te protesteeren dan ik had durven verwachten. De afdoening der zaak, van atheistisch of ook zelfs maar van liberaal standpunt is eenvoudig. Men vervange in de wet het woord ‘eed’ door: ‘gerechtelyke verklaring’ & ‘gerechtelyke belofte’ met behoud van rechtsgevolgen zooals nu voor den ‘eed’ bepaald is. Ik begryp dat protest van de atheisten niet, en vind er iets kinderachtigs in. Openlyk verklarende dat ik niet in god geloof, dat ik 't bestaan van god ontken, zou ik geen bezwaar maken de formule uittespreken die volgens de (gekke) wet tot bevestiging van 'n verklaring noodig is. Zou Hartog H.v.Z.Ga naar eind3. ook weigeren 'n brief met DWDienaar te sluiten? Ik vind iets onvryzinnigs in dat pronken met vryzinnigheid. Maar ik geef geloovers gelyk als ze hun ‘levenden’ god (zyn er dooie goden ook?) niet by elke kleinigheid in z'n werk of rust storen. Zy zyn konsekwent. Dat is H.H.v.Z. niet. - Ja, v.H. had moeten zeggen: ‘de atheïsten houden woord en zeggen de waarheid zonder vrees voor 'n God.’ en: ‘de geloovers schynen weinig waarde aan hun woord te hechten, daar ze elkaar niet gelooven als de spreker zich niet aan verdoemenis onderwerpt.’ - Hoe overigens 'n geloover bang kan zyn voor 'n valschen eed, begryp ik niet. Door geloof in Christus immers kunnen zy ook dàt vergrypje elk oogenblik schoon wasschen als ‘witte wolle’. Wat is die godsdienst, en speciaal dat christendom infaam onzedelyk! Een arme atheist blyft altyd z'n eigen pakje dragen. Zy gooien 't hun Jezus op de schouders. Klaar is Kees! - Ik weet niet of ik U schreef over 'n moeielykheid waarin ik geraakt was door 'n misrekening in de verbouwery met m'n huis. Welnu, ik zal m'n walg moeten overwinnen, en had te kiezen tusschen ‘voordrachten’ en... schryven voor ‘Elzevier’ (De Maatschappy die nu eigenares is van m'n werken (op Mill. St. en Specialiteiten na) Daarover ben ik in korrespondentie. De zaak is dat ik om hier rustig te zitten, oogenblikkelyk 'n redelyk groote som moest hebben. Als ze my dat zenden (ik wacht stündlichGa naar eind4. antwoord, moet ik leveren. 't Is bitter en moeielyk, maar 't moet. | |
[pagina 515]
| |
De keus tusschen dàt en voordrachten (twee kwaden!) werd o.a. bepaald door den tegenzin om m'n vrouw en kind alleen te laten, daar ons huis afgelegen ligt. Ik gis dat zy - om my te binden - myn voorstel zullen aannemen, en dan... ik heb 'n heelen voorraad postkaarten opgedaan. Ik zal dan alles moeten laten liggen of maar terloops behandelen om tegenover die Maatschy mn woord gestand te doen. Prepareer je op... geen brieven. - Och, ik zie er zoo tegen op aan dat arme blinde meisjeGa naar eind5. te schryven! En als 't voor ééns ware! Maar zy, geperst door de leegte van haar leven, zal met beide handen zoo'n relatie aangrypen, en ik zie in dat ik 't niet zal kunnen volhouden. Toch smart het my zoo'n stumpert teleur te stellen, dit begrypt ge. En verbeelje dat ik juist in den laatsten tyd twee andere patiënten van dien aard heb, beiden ongelukkig, en beiden zich verbeeldende dat ik hen wat opbeuren kan. De een is 'n man die z'n vrouw verloor en nu treurt, of... z'n troost zoekt in treuren. De andere, 'n dame, lydt aan borstkanker en wil absoluut van me weten wat er met haar gebeuren zal als zy zich van kant maakt? Ze wil volstrekt met my allerlei spitsvondige en gezochte metaphysische dingen behandelen. Ik houd haar voor 'n... kanalje. Ze koketteert met haar inderdaad vreeselyke positie, en als ze niet in zoo'n toestand was, gaf ik haar den bons. Die weduwnaar is goed en zacht, en als er by hèm bedrog in 't spel is, is 't zelfbedrog. Herhaaldelyk heb ik hem arbeid aanbevolen, maar hy kan er niet toe komen. Nu, tòch zal ik trachten die arme Reina met een of ander te verheugen. Juist eergister nog lieten wy iemand die ons bezocht de door haar gebreide kousen zien, als 't werk van een (byna?) blind meisje. Byna! Ik vond 'n volslagen blindheid iets minder erg. Dat toch willen zien moet vermoeiend voor haar zyn. En... dat zy niet gaarne heeft dat men er over spreekt! Uw gezegde: ‘Ze moest 'n eigen ziend kind aan de borst kunnen drukken’ is zeer juist! Maar even juist de meening dat dit niet te bereiken is. - Als gy 20 en ik 30 jaar jonger waren, zou ik U voorstellen naar Amerika te gaan. Ik ben benieuwd naar den afloop Uwer verkooping. Het land staat lager in prys dan voor 20 jaar, niet waar? Maar toch meen ik dat het in de laatste 3, 4 jaar weer wat gerezen is. Ik wensch U goed succes toe! En vooral met Uw nieuwe onderne- | |
[pagina 516]
| |
ming àls ge übersiedeltGa naar eind6.. Dat is immers nog afhankelyk van den verkoop? - Verzuim niet my te schryven, asjeblieft, al ben ik van plan U te verwaarloozen. Dat hoop ik te doen, en niet uit gebrek aan tyd. Dit is byna altyd 'n leege fraze. Neen, maar ik wil m'n stemming verdraaid houden, zooals voor publiekschryven 'n vereischte is, en dit gaat moeielyk als ik toegeef in ongemaakte uiting. Schryven is altyd iets kunstmatigs. Juist daarom heb ik er zoo'n hekel aan. Er is altyd iets onoprechts in werk voor de pers. Zoo, is Hendrika by haar grootvader? En Wiepke thuis? Ge schryft niet hoe 't met haar been is. Groet haar, Uw lieve vrouw en Uzelf van Uw vriend Dek
Als ik eens weer in de stemming van publiekschryvery ben, zal 't wel weer gaan. ('t Is te hopen voor Elzevier.) Maar op't oogenblik komt het me nog zwaar voor. Voor eenvoudig ware uiting is liefde noodig. Liefhebben is zucht tot geven, hier: tot gedachten geven, tot meedeeling van indrukken. Welnu, ik heb publiek niet lief! Als ik naar m'n gemoed te werk ging, zou ik weinig anders uiten dan nihilistische vloeken. Het besef: ‘ze begrypen 't toch niet!’ werkt verlammend. - Ik zie daar dat ge zegt Uw portret aan m'n vrouw te zenden. Wel, ik houd het zelf, of althans ook ik wil er m'n deel aan hebben. Het is sprekend gelykend. |
|