Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 502]
| |
gaan van te beloven op de feestelijke vergadering van AsingaGa naar eind1. (gij weet wat dit is) eene voordracht te houden. Het maken van die redevoering werd natuurlijk uitgesteld tot zoolang geen uitstel meer mogelijk was, n.l. tot de laatste week. Het trof toen juist dat dit de allerdrukste week van 't heele jaar was, wat de boerderij betrof: stoomdorschen, zaaien, graan afleveren, aardappels rooien, 't hoofd liep me soms om. En 's avonds, liever: 's nachts moest ik aan die redevoering werken, 'k verwonderde mij zelf over mijne werkkracht en taaiheid. Toch kreeg ik het klaar, en de voordracht is goed van stapel geloopen, 'k heb gesproken over Multatuli als mensch en dichter. Later zend ik u ze wel eens als ge er belang in stelt. Mijn gehoor was me tamelijk sympathiek, dit viel me mee, want ik heb gesproken zooals mijn hart mij 't opgaf: zonder omwegen. Als er dominés geweest waren, ik twijfel niet of ze waren weggeloopen. (....) Ik hoop nu maar dat de zaak doorgaatGa naar eind2., al hebben de golven onlangs weer den top van den Westpolderdijk bereikt. De dijk heeft niets geleden en is er dus meer krediet op. - De eenzaamheid begint mij al meer en meer toetelachen, omdat ik mij voorstel dáárginds veel rustiger te kunnen werken dan hier. En dat niet alleen. D. Dekker schreef me onlangs, de intensiviteit der indrukken neemt in dezelfde evenredigheid toe, als hare kracht en aantal afneemt, en in de eenzaamheid vervult het ruischen van een blad dezelfde rol, die in 't gewoel der wereld een orgeltoon vervult. (Hij drukt zich juister uit en beter, maar ik heb den brief niet ter hand om 't te zien hoe.) Maar hij heeft gelijk! Denk maar eens na en vergelijk den indruk dien wij ontvangen van een schoon toonstuk, met die der geblaseerde en verwende stadbewoners: daar verrukking hier verveling, daar verheffing boven het dagelijksche, hier banaliteit of platte kritiek. Wilt ge iets anders? Stel u voor den indruk, die ge ontvangt wanneer ge 's avonds in de eenzaamheid wandelt onder hooge boomen, waarin de wind ruist met honderdvoudige stemmen. Gij gevoelt lust u ter aarde te werpen, om met gesloten oogen te luisteren naar de märchenhafteGa naar eind3. melodieën dezer oeroude symfonie. Er is iets betooverends iets wollustiges in dit majestieuse ruisen en bruisen, en slechts hij die niet bedorven is door de felle indrukken der menschenwereld zal de macht kunnen gevoelen dezer majesteit. Zoudt gij dien | |
[pagina 503]
| |
indruk willen afstaan voor 'n billardpartij, voor 'n café chantant, voor 'n concert zelfs? Ik niet, en daarom: de eenzaamheid lacht me toe! Vriend Douwes Dekker schrijft mij bijna geregeld. Hij zit tegenwoordig weer in zonderlinge omstandigheden. Hij staat n.l. op het punt om den redakteur van het Nieuws v.d. dag tot een duel uittedagen. De aanleidende oorzaak is een ruwe aanval, of belediging door dit blad hem aangedaan. Hij wordt daarin n.l. naar aanleiding van een brief dien hij destijds aan de Beer - die hem om bijzonderheden uit zijn leven ten behoeve van een duitsch Lexikon verzocht had - schreef, laf of gemeen genoemd. Dit was hem teveel, temeer omdat hij al lang stilzwijgend de genieperige aanvallen van het Nieuws verdragen had. Hij is thans zoekende naar een tweede sekondant, de eerste heeft hij in den heer Valette gevonden, als hij den anderen niet vindt, zal ik mij aanbieden. Als 'k maar wat meer verstand had van duelleeren! Hoogst waarschijnlijk zal de redakteur echter weigeren en dan kan met getuigen gestaafd worden wie of eigenlijk laf en gemeen is. De zaak moet natuurlijk geheim blijven. - - Ik heb zooeven met walging terzijde gegooid een nieuw boek getiteld: Clara de chanteuse, met de nieuwsgierigheid opwekkende zinspreuk: niet voor dames!! Ik las er eene gunstige beoordeeling van in de Veend. Cour. en o.a. ook dit dat de schrijver bij Multatuli had school gegaan. Dit moest ik lezen, om eens te zien welken invloed mijn vriend op anderen had gehad. Naar 't mij voorkomt is de schrijver een student, en een onrijpe in hooge mate. Atheist natuurlijk, vrije-huwelijks-man enz., maar op zulk een kwajongens-achtige manier dat men niet weet waarover men het meest verontwaardigd moet zijn: òf over de brutaliteit waarmee hij de gewichtigste dingen behandelt - zegge niet behandelt, of over de wijze waarop hij dichter-realist - gelijk M. - tracht te zijn. (....) - Ik schaam mij haast een aanhanger van M. te zijn wanneer men kans heeft met zùlk volk in gezelschap te komen. Wat moet de meester wel gevoelen wanneer hij ziet dat hij zulke discipelen kweekt?! Ik durf het hem niet schrijven. (....) |