[6 augustus 1881
Brief van Multatuli aan J.B.H. Bremer]
6 augustus 1881
Brief van Multatuli aan J.B.H. Bremer. Enkel velletje postpapier, geheel beschreven (M.M.)
Nieder-Ingelheim 6 aug '81
Geachte Heer Bremer!
Heel gaarne! Uw schryven deed my veel genoegen, vooral daar er uit blykt dat Uw lieve vrouw niet boos op my is, waartoe zy zou kunnen meenen reden te hebben.
Veel liever dan ‘eenige oogenblikken’ zag ik U eenige dagen by ons. Maar ik kan niet berekenen of er behoorlyke slaapplaats wezen zal, daar er veel logés in aantocht zyn. Ruimte is er genoeg. Nu zou 't my hinderen als gy en Mevr. B. om mynentwil in dat ellendige N. Ingelheim moest overnachten. De wandeling van daar naar ons huis, ¾ uur stygend, zonder lommer, is niet prettig. Wel is er 'n huurwagen (één) in het dorp ('n rammelkast) maar wanneer Gy - zooals ik hoop - langer dan een dag blyft, is het dagelyksch heen en weer ryden in dat vehikel niet veel aangenamer dan loopen.
Wees zoo goed my dag en uur van aankomst te doen weten, dan zal ik aan de station zyn, of by verhindering iemand van mynentwege, een lange magere leelyke jongen, met een briefje in de hand, antwoordende op den naam Philip. HY zal staan recht onder de klok op den perron.
Na vriendelyke groet met hoogachting
Uw dienstwillige
DouwesDekker