[12 april 1881
Brief van Multatuli aan J.H. de Haas en G.C. de Haas-Hanau]
12 april 1881
Brief van Multatuli aan J.H. de Haas en G.C. de Haas-Hanau. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3(⅓) beschreven. (M.M.)
Dinsdag avend
Beste Haasen! Ik heb 't land als 'n paaschös. Verbeeld U dat ik, na veel bot vangen ten-laatste wel moet berusten in't niet-zenden van ‘de wereld op 'n stokje’. Die is niet te krygen zonder inteteekenen op 'n werk (of werken) van Verne. Wat zal de jarige Lina nu van me zeggen? Dat ik 'n bluffer ben! Tot heden ochtend toe heb ik in de hoop geleefd dat ik die stokkerige parasolwereld veroveren zou - Ja, ik heb 't land! Ik kanGa naar eind1. op dit oogenblik niet anders zenden dan m'n gelukwensch aan U en 't lieve kind. 'n kaal geschenk!
Donderdag in den loop van den dag, of 's avends kom ik te R, en aan den Schiedamschen singel. Mocht ge dien avend plan hebben uittegaan, verschik er asjeblieft niets om. Dat zou me zoo drukken. Ik kan waarlyk nu nog niet opgeven met welken trein ik kom, daar ik me te Haarlem moet ophouden, en niet weet hoelang?
Ik denk niet lang te Rotterdam te blyven. Twee dagen hoogstens. Ook voor Arnhem heb ik nog een dag noodig, en ik verlang naar huis.
Hartelyk allemaal gegroet van
Uw liefh.
Dek