Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Het vrije woord.
| |
[pagina 242]
| |
is. Hij had: De studie van de wording der dingen, een hulpmiddel tot wel denken. 2e Multatuli besteedde hieraan 2½ uur (van 8-10¾ met ¼ pauze.) 3e Er is wel een gedetailleerd verslag te geven, omdat Multatuli niet verward was. Hier volge zijn gedachtengang. a. Tot inleiding, zijne opvatting van Worden natuurlijk ontstaan, tegenover Scheppen onnatuurlijk ontstaan; Dingen 't bestaande (concreet en abstract opgevat); Wel denken - juist denken, - edel denken - zedelijk zijn. b. 't Gewordene heeft eene oorzaak. Is deze zedelijk, dan heet zij reden. c. Zijne methode bij de studie van de wording der Dingen. Men verdeele de Dingen in drie groepen: de historische ('t gewordene in zijne ontwikkelingsvormen door alle eeuwen heen); de gelijktijdige ('t gewordene, zooals het nu nog in zijne opeenvolgende graden van ontwikkeling bestaat); de individueele (het individu in al zijne ontwikkelingsgangen). Na de groepeering ga men de Dingen van gelijke ontwikkeling naast elkaar plaatsen. Ontwaart men nu, dat er in eene groep een schakel van ontwikkeling ontbreekt, dan tracht men dien aan te vullen door vergelijking met een overeenkomstigen schakel in eene der twee andere groepen. Deze methode leert wel niet alles te bewijzen, doch veel te verklaren. d. Toepassing der methode, in C aangegeven, op velerlei Dingen om aan te toonen, dat de studie van hunne Wording een hulpmiddel tot Wel-denken is. e. Opwekking om deze studie te behartigen met de verklaring, dat zij ieder, van welke godsdienstige overtuiging ook, geoorloofd is. 4e Ge kent dat slag van dames, 't welk altijd ‘leelijke’ nieuwtjes zelfs uit de meest fatsoenlijke courant weet te diepen, om zich daarna verontwaardigd te gevoelen over 't ‘leelijke’ in de wereld. Misschien is er onder 't twintigtalGa naar eind2., dat de voordracht van Multatuli bijwoonde, ééne van die soort geweest en heeft die haar gemoed voor Uw' correspondent uitgestort. Ik heb bij zeven dames van mijne kennis geïnformeerd, of zij weer naar M. dachten te gaan, als hij nog eene voordracht hield. Haar aller antwoord was: - Ja. | |
[pagina 243]
| |
5e Multatuli heeft bij de aanbeveling zijner studie gezegd, dat hij geen geloof meer had. Dat hij er meê gebrald zou hebben, is kortweg - onwaarheid. M. de R.! Hiermeê kon ik eindigen. Dit alleen nog. M. heeft mij Zaterdag 19 Maart zoomin atheïst als Multatulist gemaakt; wellicht mij versterkt in het gevoelen om niet met hem meê te gaan. Waarom ik hem dan verdedig? Wijl ik meen, dat laster nooit te pas komt. Met het opnemen dezer regelen zal U verplichten Uw Dw. Dienaar, Zaandam, 24 Maart 1881. W.F. Vermeulen. |