Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[8 maart 1881
| |
[pagina 198]
| |
ik, in plaats van rust te nemen, waaraan ik groote behoefte heb, hard aan 't werk moeten gaan om van 't jaar rondtekomen! - Je vraagt wanneer ik te Deventer kom! Wel, dit weet ik nooit dagen vooruit. Door overmaat van drukte moet ik (naar de Schrift!) elken dag z'n eigen kwaad latenGa naar eind1., d.i. telkens alleen regelen wat vlak voor de hand ligt. Den 9n spreek ik te Zwol. Nu weet ik niet hoe laat ik den 10n vandaar zal gaan. Dit hangt van allerlei af, zelfs van m'n kachel! Ook van de brieven die ik te Zwol vind, van de bezoeken die ik daar ontvang, en of ik ze al of niet kan afwyzen. Hier, byv. had ik dezen ochtend op drie uur vryen tyd gerekend. Jawel! Een jong meisje aan wier overleden vader ik groote verplichting had, wenschte my te spreken. 't Ware impieusGa naar eind2. geweest haar aftewyzen. Ze wist niet welk offer ik bracht door ja te zeggen! Hoe dit zy, lieve Titia, ik zal overleggen hoe ik 't maak om je te zien, als 't eenigszins kan. Wel heb ik Vrydag en Saterdag geen voordracht maar ik zal zeker naar Den Haag moeten om m'n vrouw en kind optezoeken, die ik in vele weken niet gezien en nauwlyks teeken van leven gegeven heb! Ik moet altyd lachen als ik andere menschen van ‘Drukte’ hoor spreken! En ‘alle menschen’ zyn komiek egoist en onbillyk. Hùn ‘zaken’, hùn ‘verplichtingen’ begrypen zy. Een koopman die om 10 uur op z'n kantoor moet zyn, kan my niet op dat uur afwachten. Myn zaken, noodig voor m'n levensonderhoud begrypen ze niet. Ze meenen dat 'n voordracht van 8 tot ½11 slechts 2½ uur inspanning kost! En toch weten zy dat 'n appel om te rypen 'n heel saizoen noodig heeft. Die rypingsperiode moet ik maar overslaan, denken zy, dat hoeft niet. Ik ben zeer bitter gestemd. Van alle ondeugden stuitGa naar eind3. huichelary my 't meest tegen de borst. Welnu, de toejuichery &c die my ten deel valt, is me walgelyk! Walgelyk als 't geschreeuw over den moed der Transv. boeren! Holland heeft het recht niet zich geestdriftig aantestellen over iets schoons. Wy doen in Atjeh precies tzelfde wat Engeland tegen de boeren doet! Nee, erger! En die dappere Atjiners heeten ‘kwaadwilligen.’ Engeland erkent dan toch dat de Boeren ‘dappere vyanden’ zyn ‘die hun land en vryheid verdedigen.’ Wy schelden de Atjiners die met meer recht hun vryheid verdedigen uit voor roovers en moordenaars. - | |
[pagina 199]
| |
En zoo overal! ‘Lebak is 'n woesteny’ schryven de Indische bladen. Niemand beseft dat dit 'n zegel zet op de Havelaarszaak! Om niet van gebrek omtekomen moet ik op m'n ouden dag als 'n kermisreiziger voordrachten houden tegen armzalig loon! De holl. maatschappy is verrot! Dag beste Titia. Hartelyk gegroet Dek |