Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[17 februari 1881
| |
[pagina 165]
| |
durven my niet aan. My (ons, werkluî) willen ze den mond snoeren.’ Enz. Zoowel Postma's denkbeeld over gedachtenwisseling, als de manier waarop hy dit tracht uittedrukken (ik zou me kunnen aanstellen alsof ik niet begreep wat hy bedoelde) en de zonderlinge manier van publikatie, wettigen het door U gebruikte woord: ‘onhandig.’ Waar zou 't heen als 't mode werd dat men om iemand iets te vragen, daartoe de courant gebruikte, neen: 'n advertentie in die Courant? Met sommatie nogal, daarop te antwoorden! Waarschynlyk is 't aanvankelyk 'n ingezonden stuk geweest, en als zoodanig ongeplaatst gebleven. Als ik 'n loopje met den man nemen wilde, zou ik kunnen antwoorden dat hy gewis de gelegenheid, zoowel tot gedachtenwisseling als tot elke andere voorstelling van kunstenmakery, zal kunnen vinden door zich met 'n zaalverhuurder te verstaan. Ook zou ik kunnen zeggen dat gedachtenwisseling niet kan plaats hebben op den 24n dezer, daar de entreé slechts toereikt om de gedachten van één persoon te bekostigen. Enz.- Maar, och, de man zal 't goed meenen, en 't zou inhumaan zyn, hem voor gek te houden. Dit heeft echter niet zóóver te gaan dat ik aan z'n deurwaarders-sommatie zou behoeven te gehoorzamen. Het beste is, dunkt my, er geen notitie van te nemen. Heeft hy U verzocht my de Ct te zenden? Zoo ja, dan zal-i zeker zich tot U wenden om antwoord. Ik weet niet of 't U schikt U met hem intelaten (zulk volkjen is soms lastig!) doch àls hy by U komt, geef ik U in overweging hem uit uw eigen naam of namens my te zeggen... nu ja, dat hy evenveel recht heeft als ieder ander een lokaal te huren. Misschien hebt ge lust er bytevoegen, dat hy dit doende zeker vreemd zou opkyken indien een ander in dat door hèm besproken lokaal z'n voorstellingen kwam geven. Ook zou 't publiek in dat geval recht hebben z'n geld terug te vragen, omdat het geleverde niet overeen kwam met de voorwaarden waarop men de plaats genomen had. Enz. Doch... alles naar Uw goedvinden. Niets zeggen is ook goed.- Ja, dat ellendige intermezzo betreffende m'n zoon is voorby wat het feit-zelf aangaat. Maar altyd ga ik gebukt onder den indruk dat ik zoo-iets voor mogelyk heb moeten houden. Sedert jaren voorzag ik iets van dien aard, en ik blyf 't voorzien. Hy is krankzinnig- | |
[pagina 166]
| |
slecht, en tot het ellendigste in-staat. Personen die vroeger, op banale wys iets willende vergoelyken voorgaven te meenen dat ik hem te ongunstig beoordeelde, hebben na hem te hebben leeren kennen, volmondig erkend dat ik gelyk had. Tien, twaalf jaren lang hield ik m'n opinie voor my. Zelfs z'n lieve moeder (die hy infaam bedroog) waarschuwde ik slechts in algemeene termen, vreezende dat de volle waarheid haar dood wezen zou. Eerst sedert 'npaar jaar heb ik, na tallooze pogingen tot verbetering, en na herhaaldelyk ‘over al 't vorige de spons te hebben gestreken’ (zoo was altyd de term) m'n zwygen vis-à-visGa naar eind2. derden gebroken. Ik moest de menschen met wie hy in aanraking kwam, waarschuwen. De omgang met hem is levensgevaarlyk. Ook dit werd me dezer dagen nog toegestemd door iemand die hem hier te Rm had leeren kennen. Hy is krankzinnig. Ik geloofde fysische reden te kennen. Reeds in den Havelaar zei ik ‘dat hy een zoo vreemd gevormd hoofd had.Ga naar eind3.’ O, wat ik door en om hem geleden heb! Sedert ik gedwongen werd de zaak te noemen, draag ik de smart ligter. Maar 10, 12 jaren zweeg ik!- Mimi logeert in den Haag by Versluys. Ge kent hem immers! Gister was ze hier by me met ons lief kind, den kleinen ‘Wouter’. Tot nog toe geeft hy ons veel geluk. Herinnert ge u de telegram: ‘Behalte den Knaben um Gotteswillen!?Ga naar eind4. O, o, hoe gek! Voor niets ter-wereld zou ik, en zouden wy hem willen missen.- Van Mimi's logeer plannen weet ik niets. Daar ze daarby erg passen en meten moet, maak ik 't haar niet lastig door er me mee te bemoeien. Dit zou ik ook niet kùnnen daar m'n eigen tournée me inspanning genoeg kost. Vandaag ben ik weer heel wel, maar er zyn dagen dat ik meen te bezwyken. En 't loon? Op 5, 6 plaatsen na, waaronder Leeuwarden gewoonlyk behoort, dekken de meeste plaatsen ter nauwernood de kosten. Overal sympathie, toejuiching, bedankbrieven (o, tot het zotte en byna walgelyke toe!) maar... volle zalen? Neen! Dooréén genomen betaalt men my voor elke geïmproviseerde voordracht en 't daaraan verbonden reizen en trekken, zoowat 1/80 van wat Dickens ontving voor 't voorlezen eener reeds lang gedrukte vertelling! - Aan U en de lieve Hilda zal ik weer weinig hebben. Den 23n spreek ik te Harlingen, den 25n te Dokkum. Daarop volgen Sneek | |
[pagina 167]
| |
en Groningen. Wat my aangaat, wou ik graag dat Mies en Wouter U bezochten. Maar ik laat haar geheel vry. Ik wou graag dat er 'n mouw aan gepast werd, doch ik weet dat ze veel te overleggen heeft. Versluys woont Koninginne gracht no 86. Ik wasch m'n handen in... onthouding. Dag beste Bruinsma, dag lieve Hil. Och, ik wou dat je onzen lieven jongen zaagt! Adieu Uw liefh. Dek |
|