Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| |
Multatuli te 's GravenhageMultatuli sprak te 's Gravenhage, den 22 Januari, over de wording der dingen. Het was een ‘zaaien’ van ideeën, met ruime hand voor zich heengeworpen. Hij paste de theorie van Darwin toe, de theorie lang vóór Darwin aanwezig. Alle dingen hebben een oorzaak. Niets is of wordt geschapen, maar er is wording. Drie begrippen worden vaak verward: aanleiding, oorzaak, reden. Aan de natuur, de geschiedenis, de ontwikkeling der menschelijke beschaving, de zedelijkheid, ontleende hij voorbeelden, om te doen zien hoe men de drie begrippen uiteen moet houden en de methode toepassen. Twee stellingen werden voorop geplaatst, waarop meermalen zou worden gedoeld: 1o. het kennen van de wordingsgeschiedenis eener zaak is volstrekt noodig tot het volkomen kennen van die zaak; 2o. het verklaren van de oorzaken eener zaak brengt tot een stelsel dat tot de verklaring van de zaak zelve voert. Het onderwerp is ook van den omgekeerden kant te beschouwen: het kind vraagt: vanwaar ben ik gekomen? De zaak wil hare oorzaak weten, wil verklaren het stelsel harer wording. En niet alleen het kind; de menschheid vraagt: vanwaar ben ik gekomen, de menschelijke beschaving vraagt het zelfde, en wij vragen van ieder natuurverschijnsel: vanwaar is het gekomen? Niet altijd kunnen wij van alle oorzaken zeggen hoe zij tot de wording bijdragen. Een voorbeeld. Een museum van kleederdrachten; men zou drie afdeelingen moeten hebben: 1o. de historische, hoe zij na elkander volgde; 2o. de synchronistiesch opvolgende, hoe zij op een gegeven tijd was bij verschillende groepen; 3o. de individueele opklimming; hoe zij was bij een individu die | |
[pagina 133]
| |
van lagen trap klimt tot de hoogste plaats; want in die verschillende posities kleedt hij zich anders, en niet alleen de kleeren maken den man, maar de man maakt ook de kleederen. In iedere afdeeling zal men gapingen vinden, soms zal de eene afdeeling de andere aanvullen, maar men is daarvan niet zeker. Maar de natuur heeft geene gapingen, alles volgt logiesch, de oorzaken zelfs volgen elkander op. In de natuur vindt men dus altijd de oorzaken. Bij analogie uit de methode der verklaring van de natuurverschijnselen kan men komen tot de verklaring van de wording der dingen in de zedelijke wereld. Die zedelijkheid is ook niet geschapen maar geworden. Haar maatstaf verandert. Die van het oogenblik moet men volgen; zelfs vooroordeelen hebben een recht van bestaan. Wij meten de dingen af naar de maat onzer vooroordeelen. De bijbelsch geloovige zegt: de mensch is geschapen enz. De spreker beschouwde even het verhaal van Genesis. Heeft men zich wel rekenschap gegeven wat het zegt, dat de Heer eerst toen begon te scheppen? Was hij dan vroeger werkeloos? Zoo zeggen zij ook dat de talen geschapen zijn. Neen. Taal is de poging om te uiten wat wij meenen. Evenals de overblijfselen van de kieuwen die wij hebben, de rudimenten zijn van de kieuwen die wij hadden toen wij in water moesten ademen, zijn onze taaluitingen rudimenten, overgebleven van het pogen der menschen in hun kindschheid om elkander mede te deelen wat zij meenden. Alle talen zijn niets dan dialektverschillen. De eerste uitingen waren de klanken der menschen in holen, aan het strand of in bosschen. Vandaar dat alle uitingen zich laten herleiden tot drie grondvormen: water, verzameling, heerschappij. De eerste menschen die water zochten of zich verzamelden, kwamen tot elkander langs den kortsten weg. Zij baanden zich een weg door het oerbosch. Niet volgens de valsche mathematische definitie dat de rechte lijn de kortste afstand is tusschen twee punten. Eén baande zich allengs een weg, en de anderen volgden het zelfde pad. Welnu, nog heden loopen de inlanders op Java en in Engelsch Indië, zelfs op goede, breede heerbanen, achter en niet naast elkander; die ganzenmarsch is een rudiment van het padbanen in de oerwildernis. Samenwerking van kracht kent alleen de mensch (de mieren niet, | |
[pagina 134]
| |
zooals men voorgeeft); oproepen om samen te werken is alleen menschelijk. Zoo is ook de taal ontwikkeld; de holen-, strand- en boschbewoner had van zijne buren hulp noodig en hij uitte die hulpbegeerte in taal. Ook het vereenigen van begrippen en voorwerpen, het optellen, is alleen menschelijk, niet dierlijk; zoo mede het helpen en het zich scharen onder heerschappij. Het meeloopen openbaart zich nog dagelijks; wij meenen dat wij meehelpen, wij loopen mee; men denke b.v. aan de tafeldraaierij. Wat zijn onze politieke en godsdienstige partijen anders dan agglomeraties van meeloopers. Wij zijn meeloopende mieren, niet eens meehelpende, want die zijn er niet. Hij die in politiek doet verzamelt wat meelopers om zich en zijne eerste politiek is die meeloopers te doen gelooven dat zij meehelpers zijn. Dwaasheid! Zoo is het ook met de geestelijke heerschappij. Doch om terug te komen op aanleiding, oorzaak, reden. In de taal is het streven naar juistheid van uitdrukking een oorzaak van meer ontwikkelde zedelijkheid. Want hoe wijsgeeriger men denkt, hoe fijner men de schakeeringen weet te maken in zijne taaluitingen. Thans eenige voorbeelden uit de geschiedenis van vroeger en van onzen tijd en uit de zeden en gewoonten, om methodiesch te doen zien wat oorzaak, reden, aanleiding is. Zoo vraagt men: wat was de oorzaak van de verwoesting van den Pfaltz door de Franschen? Allerlei redenen en aanleidingen. De oorzaak was natuurlijk de overmacht der Fransche wapenen en de taktische kennis. De reden was dat LouvoisGa naar eind1. roem wilde hebben en geven aan de nation de gloireGa naar eind2.; de aanleiding de boosheid van Lodewijk den XIVe om een venster dat in den Louvre buiten zijne voorkennis was gemaakt, waardoor Louvois gevaar liep in ongenade te vallen. Hij gaf den koning glorie om hem in een goed humeur te brengen. Zoo werd de oorzaak van den Fransch-Duitschen oorlog gezocht daarin, dat een der Hohenzollern den Spaanschen troon zou beklimmen buiten voorkennis van Napoleon. En zelfs toen die Hohenzollern niet wilde of deed alsof hij niet wilde, bleef, zegt men, die oorzaak bestaan. De aanleiding was de onbeleefdheid van Benedetti te EmsGa naar eind4.. Neen, men verwart hier oorzaak met reden. Napoleon zocht in dien Hohenzollern een reden, maar de oorzaak was dat hij voor de heerschappij zijner dynastie | |
[pagina 135]
| |
buitenslands glorie noodig had. Men geeft nu hoog op van de groote gevolgen van dien oorlog; ach, de wereld heeft er een keizer bij verloren en een keizer bij gewonnen. Is het saldo niet nul? En zoo ook de oorlog met Atjeh. De spreker kende het land, hij heeft lang te voren gewaarschuwd. Wij hebben eene slechte daad gedaan en doen het nog. Wij Hollanders hebben nu geen recht voor de Transvalers op te komen, zoolang wij het vrije Atjehsche volk onderdrukken. De oorzaak is hier dat een andere Louvois zijnen koning wilde believen door een daad van geweld, liefst ver en zoover mogelijk van zijn buitenplaats, waar hij in rustige rust zat. Zoo ligt Lebak, zijn arme Lebak, in 1881 verwoest, verarmd en vertrapt, hoewel hij de oorzaken had opgespoord en aangewezen waarom het volk verliep. Doch teruggekeerd op behagelijker gebied, op dat der zedengeschiedenis. Wat is de oorzaak dat wij eten met de rechterhand? Het zitten op en naast elkander in eene beperkte plaats aan tafel in onze groote steden waar wij opgehoopt zijn. De ouden die aanlagen kenden het niet, de boer die ruim zit tast toe met beide handen; ons eten met de rechter hand is dus economie van ruimte. Zoo de mode. De Chineezen dragen zeer lange nagels. Zij kennen de oorzaak niet. Zij zeggen, mijn vader deed het en mijn grootvader. Doch de mannen en vrouwen die lange, ongebroken, met zorg gepolijste nagels dragen, laten zien dat zij zóo rijk, zóo voornaam zijn, dat zij geen handenarbeid behoeven te doen. Als zij hun voet ongeschikt maken om te loopen, afficheeren zij, zie, ik ben zoo rijk dat ik mij kan laten dragen! Wij lachen daar om, maar zijn in Europa niet wijzer. De sleepjaponnen der dames zijn een rudiment van trots tegenover de armoede van hen die hun kleederen kort moeten dragen of er geene hebben. De dame die haar langen sleep voortsleept zegt daarmee tegen haar arme zusters: zie ik heb zoo veel geld dat ik mij kleeden en bedekken kan en er nog een lang stuk goed bij kan laten hangen. Zoo is de oorzaak van ons hoedafnemen een rudiment van vroegeren staat der beschaving, toen men den helm afzette als men geene vijandige bedoelingen had; zoo doen wij de handschoenen af als men op visite iets langer blijft dan een oogenblikje; rudiment van het afleggen der ganteletsGa naar eind3. als men vrede en rust wilde en geen krijg. | |
[pagina 136]
| |
De spreker eindigde met een warm woord tot opwekking aan zijne hoorders om niet mee te loopen, maar zelf te handelen en zelfstandig te streven naar onderzoek van de wording der dingen. De methode door hem met zoovele voorbeelden aangetoond kon voor alles en voor allen dienen. Het fijn onderscheiden van oorzaak, aanleiding, reden, voert tot kennis, tot meerdere ontwikkeling; tot volmaking van beschaving, en wat is beschaving anders dan het streven om meer en meer mensch te zijn. Wij teekenden hier slechts eenige punten op uit de schitterende improvisatie van den begaafden spreker, die, met symphathie ontvangen, warm werd toegejuicht. |
|