Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli's voordracht.Ondanks den dikken mist, die het licht der gaslantarens onderschepte, waarmede dames en heeren anders de tot modderpoelen geworden sneeuwhopen op hun weg hadden kunnen mijden, was het publiek, dat zich gisteren avond in de concertzaal vereenigd had om de voordracht van den heer Douwes Dekker aan te hooren, toch nog vrij talrijk. Evenmin als verleden jaar willen wij beproeven van deze toespraak een verslag te schrijven. Dat schijnt ons niet in 't belang van den redenaar, wiens betoog, beelden en zinwendingen op die | |
[pagina 130]
| |
manier, gedurende zijne rondreis, gaandweg hun frischheid verliezen. Een woord dus slechts over de beteekenis dezer voordrachten voor 't publiek dat ze bijwoont. Als deel van de geschiedenis der denkbeelden en gevoelens van onzen tijd, is 't niet onbelangrijk die beteekenis vast te stellen. Temeer dewijl Multatuli's reis-periode, uit den aard der zaak, een voorbijgaand verschijnsel, doch de daardoor uitgeoefende invloed van blijvenden aard is. Wil dus de opmerker, die den onwikkelingsgang onzer maatschappij bespiedt, zich rekenschap geven van de ‘wording’ eener zekere orde van gedachten en meeningen, dan is het noodig dat hij met het feit van Multatuli's mondelinge verkondiging zijner ‘ideeën’ bekend zij. Den inhoud daarvan kan hij uit zijne werken voldoende leeren kennen. Het Multatuli-publiek nu, begint meer en meer tot de intellectueele elite onzer mannen en vrouwen van den beschaafden stand te behooren. Van populariteit, in den zin van aantrekkelijkheid voor minder ontwikkelden, is geen sprake. Wat men noemt ‘jongelui’ hebben de overhand niet, ofschoon ze niet ontbreken. Jonge meisjes blijven niet weg; maar matrones vormen, onder de dames, de meerderheid. De vrees om ‘wat raars’ te hooren, blijkt geweken, - of wel, men waagt er zich aan. Zeer in 't oog vallend is de gespannen aandacht, waarmede dit publiek als aan de lippen van den redenaar geketend is. In dezen tijd, nu 't moeite kost twintig menschen tot eene vergadering bijeen te krijgen en nu de eerste waarschuwing aan ieder ‘spreker’ is: maak het niet te lang, - spreekt Multatuli, onder het ongunstige winterweer, 2½ uur lang, bijna zonder pauze, in eene volle zaal, waar ge een speld kunt hooren vallen. Waarheen ge het oog wendt, niets dan uitgerekte halzen, half geopende monden, handen aan de ooren, gretige oogen. Want de uiterlijke voordracht is niet fraai, noch vloeiend. Multatuli improviseert, met ingehouden vuur, maar meer als spreekt hij tot zichzelf dan tot de menigte. Van den Franschen causeur bezit hij den woorden-rijkdom, maar niet de helderheid, de verstaanbaarheid. Veel wordt half binnensmonds, veel snel, en voor zoo ver de stem zich uitzet, soms onduidelijk gesproken. Toch luisteren allen, als houdt een Demosthenes hen binnen den | |
[pagina 131]
| |
tooverkring van zijn woord. Is dan de inhoud voor ieder zoo nieuw, zoo uitmuntend? Ook niet, Multatuli is voor velen niet meer dan een geniale dilettant. Gemengd is 't publiek, gemengd de voordracht. Daar zitten taalmeesters, rechtsgeleerden, natuurkundigen, ingenieurs, misschien ook een enkele theoloog. Op ieders gebied waagt de redenaar zich beurtelings met een zijner stoute paradoxen en fantazieën waarover een man van 't vak soms niet weet of hij boos worden, dan wel de schouders ophalen moet. Daar zitten er, die gekomen zijn om iets grappigs te hooren. Zij worden onthaald op een vermoeiende alleenspraak over de ‘wording der dingen’! Waarom luisteren zij dan allen alsof hun leven ervan afhangt? Waarom komt, na de korte pauze, ieder terug en duurt het schuiven en mompelen, alvorens ieder weer zit, zooveel seconden als bij andere voordrachten minuten? Ieder hoorder moge deze vragen voor zich beantwoorden. Wij, als kroniekschrijvers, hebben slechts te vermelden dat het zoo is en dat Multatuli's woord niet in de woestijn gesproken wordt. Verlangt men echter eene subjectieve uitlegging? Zij zou deze kunnen zijn. Van deze voordrachten geldt bij uitnemendheid, dat ze grootendeels loopen over onderwerpen, die de diepste roerselen der gedachten van ieder toehoorder raken. Deze levensraadselen vervolgen ieder onzer en zullen niet ophouden ons te vervolgen, zoo lang de dood, het groote raadsel, aan ons raden geen einde heeft gemaakt. Nu heeft Multatuli, meer dan eenig ander redenaar, de gave ons te doen zien op welke wijze hij denkt. Hij voert ons in 't laboratorium zijner gedachte. Juist omdat hij geen schoolman, geen vakgeleerde is, zijn wij in staat, met wat inspanning, hem te volgen. En hij staat genoeg boven zijn publiek, om aan hetgeen in dat laboratorium omgaat de ongestoorde belangstelling te verzekeren van wie ook maar eenigszins in staat is, te waardeeren wat zich boven het alledaagsche zeer ver verheft. Wie in vervolg van tijd, zich rekenschap zal willen geven van den invloed, door dezen denker uitgeoefend, zal dien vooral moeten nasporen, niet op het terrein der geleerden en vakmannen, maar op het onbegrensde gebied, waar ieder, - ook de vakman, - dilettant is. |
|