[4 september 1880
Brief van Multatuli aan J. Waltman Jr.]
4 september 1880
Brief van Multatuli aan J. Waltman Jr. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3 (⅙) beschreven. (M.M.)
Geisenheim 4 Septr 1880 beste Waltman! Nog heb ik uw briefje van eergister niet geheel gelezen, maar m'n oog valt op de zinsnede: ‘of er reden is door myn schuld dat het naschrift van Mill. St. & Special, niet ter perse komt? Is dit zoo, zeg het my svp en ik zal trachten dat bezwaar weg te nemen.’ Die vraag doet me zeer, beste Waltman. Ik zou wel eens willen hooren uitleggen dat gy my in iets gehinderd of benadeeld hebt! Ge heb nooit anders dan goed en loyaal omtrent my gehandeld en ik ben u zeer grooten dank schuldig voor de inschikkelykheid en 't geduld waarmee ge myn tekortkomingen hebt gedragen. Wat heb ik met Specialiteiten gesukkeld!
Ik ben onwel, maar 't bovenstaande moest my eerst van 't hart. Zeker zult ge het vreemd en gek vinden, maar nòg heb ik uw heelen brief niet gelezen. Ik ben zeer zenuwachtig en in veel opzichten impotent. ‘In veel opzichten’ beteekent o.a. dat ik een lammen arm heb. De dokter is al aan de 4e manier van behandelen. Eerst koude omslagen
2o sterk wryven met ammoniak
3 Smeeren met chloroform & bilsenkruitolie
4 Dampbaden. Dit laatste doe ik nog niet. Ik geloof dat hy 't maar zegt òm wat te zeggen.
Hoe dat zy, ik kan geen kopje naar den mond brengen en niet dan moeielyk schryven. De pyn is uittehouden, maar de vermoeienis is vreeselyk lastig. Ik begon dezen brief met moed* en nu ben ik al doodaf.
* Ik meen wat het vasthouden van de pen aangaat. Nu klopt myn pols.
Saterdag middag
Ik zal dezen maar voorloopig verzenden, en hoop u morgen op den hoofdinhoud van uw brief te antwoorden.
Vriendelyk gegroet tot nader.
tt
DouwesDekker