[6 maart 1880
Brief van Mimi aan G.C. de Haas-Hanau]
6 maart 1880
Brief van Mimi aan mevr. G.C. de Haas-Hanau. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4 (⅗) beschreven. (M.M.)
Geisenheim 6 Maart 80.
Lieve Mevrouw,
Het was wezenlyk heel vriendelyk van U ook aan my te denken toen U dek zag en sprak en ik had daarom Uwe letteren ook niet zoolang onbeantwoord mogen laten, maar ‘men’ kan soms zoo nalatig zyn - en ik maak me helaas te dikwyls aan dat euvel schuldig! Ja, de beste dek houdt zich gelukkig heel goed. Aleen de 2de maal dat hy in Rott. sprak, was i zenuwachtig en heeft hy zich opgewonden wat toen ook zyn byzondere oorzaak had. Anders altyd kalm en niet overspannen en zelfs niet moe zooals hy zegt - wat toch byna niet te gelooven is. Maar misschien denkt U dat hy reeds te huis is? Neen neen! De volgenden week nog 5 voordrachten in N Holl. van daag in 8 daag de laatste, dan zyn het er 37! - daarna gaat hy even nog eenige vrienden bezoeken (heeft hy u niet gezegd hy ook in R kwam?) maar over 14 daag, denk, hoop ik toch dat hy thuis zal zyn. - Ik weet hoe hartelyk u dek genegen is, lieve Mevrouw, en heb het immers reeds ondervonden hoe vriendschappelyk dat u ook voor my gestemd heeft, en zelfs voor 't kind. Ons ‘zoete hart’ (wat hy is, o!) was overigens een mooi stout jongetje by U; buitengewoonheden dienen zoo'n kind niet erg. Ze weten het dadelyk als men om de een of andere oorzaak de teugels wat schieten laat! Maar toch, de mooie tramwagen die u hem zond doet uw naam nog dikwyls noemen. De arme ezel is ter ziele, maar Wouter dacht nog gister aan den ‘ezel van Mevr de Haas!’ Het wondert me dikwyls dat hy alles nog zoo goed weet van een jaar geleden.
Ja, ik was ook graag mee nr Holl. gegaan en ik zag er erg tegenop hier zoolang alleen te blyven. We kennen hier letterlyk niemand; dus het is heel eenzaam. Maar toch verveeld heb ik my geen