[28 februari 1880
Brief van Multatuli aan T. van der Tuuk]
28 februari 1880
Brief van Multatuli aan Titia van der Tuuk. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2(½) beschreven. (M.M.)
Heerenveen Saterdag ochtend lieve Titia, ik schreef je dat ik morgen telegrafeeren zou, wanneer ik komen zou, nl. hoe laat. Reeds nu, helaas kan ik U meedeelen dat ik morgen niet kan komen. Den heelen ochtend ben ik bezig geweest met uitrekenen hoe ik morgen van Sneek zal kunnen vertrekken, 'tzy naar Akkrum 'tzy naar hier, maar 't kan niet. Een boot vaart er Zondags niet, en 'n rytuig komt me (by den finantieel ellendigen uitslag van m'n voordrachten) te hoog. Doch al nam ik rytuig dan nog zou ik niet dan met veel moeite te Akkrum of Heerenveen tydig op 'n geschikten trein kunnen zyn. Ik moet me dus getroosten morgen te Sneek als gevangen te zitten. Zelfs weet ik niet hoe laat ik maandag 'n plaats zal kunnen bereiken die aan den spoor ligt. Wat 'n land! Wacht alzoo nader bericht af. Daar ik gaarne rustig by U wezen wil zal 't er wel op