Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli en Vondel.Multatuli heeft reeds eenige malen in voordrachten behandeld: Spotvormen. Onder de vele, die hij noemt, komt ook voor: verzen als spotvorm van poëzie. Hij geeft enkele voorbeelden uit onze beste dichters om aantetoonen, dat juist maat en rijm de grootste hindernissen zijn voor hem, die zich poëtisch uit wil drukken. Hij spaart met die voorbeelden zichzelven niet. Onder de aanhalingen komen ook voor eenige verzen van Vondel, en wel uit de bekende Rey der Edelinghen in den Gijsbreght van Aemstel het navolgende couplet: Daer zoo de liefde viel
Smolt liefde ziel met ziel
En hart met hart te gader.
Die liefde is stercker dan de doot.
Geen liefde koomt Godts liefde nader,
Noch is zoo groot.
Het laatste vers van dit couplet moet het bij Multatuli ontgelden. Het staat enkel voor het rijm of om het couplet te vullen of iets dergelijks. Met allen eerbied voor den scherpen blik van den geestigen spreker, zij het mij vergund aan de waarheid van zijne opmerking te twijfelen. Volgens hem heeft Vondel in het vóórlaatste vers: Geen liefde koomt Godts liefde nader,
| |
[pagina 339]
| |
het toppunt bereikt en kan hij niets meer zeggen, dat den indruk versterkt. Dit ben ik volstrekt niet met Multatuli eens. Ziehier de rede: Geen liefde koomt Godts liefde nader
laat den lezer nog vrijheid te veronderstellen dat er eene liefde bestaan kan, die even na aan Godts liefde komt, als de liefde tusschen man en vrouw. Deze veronderstelling kan Vondel niet toelaten en daarom laat hij er, en wel degelijk als climax, op volgen: Noch is zoo groot.
Wanneer ik van iemand zeg: niemand is genialer dan hij, dan beweer ik enkel dat hem niemand in genialiteit overtreft, en zeer stellig gebruik ik te zijnen opzichte een climax wanneer ik laat volgen: niemand is zóó geniaal als hij. Datzelfde doet Vondel en dit kan men ten duidelijkste zien als men de verzen in omgekeerde volgorde leest: Geen liefde is zoo groot,
Noch koomt Godts liefde nader.
In dit geval zou de laatste regel als geheel overbodig beschouwd kunnen worden. Voorop gesteld zijnde ‘Godts liefde - de grootste liefde’ dan volgt van zelf dat de kleinere liefde niet nader bij de grootste liefde komt dan de grootere. Hier zou het laatste vers krachteloos zijn, omdat het eerste al meer zegt. Ik teeken dus tegen deze aanmerking van Multatuli protest aan, tevens om te voorkomen dat die spreker, met zijne eigenaardige uitoefening van zelfcritiek, wanneer hij later zijne vergissing bemerken mocht, zou kunnen zeggen: ‘deze ongegronde aanmerking heb ik vroeger gemaakt op een beroemd gedicht van Hollands beroemdsten dichter, het publiek heeft gelachen, en niemand mij tegen gesproken.’ G. Waalner. |
|