Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[8 februari 1880
| |
[pagina 312]
| |
Paulus, Jezus, op Homerus enz. Hij gaf verder, voor een oogenblik aannemende dat die twee richtingen werkelijk afzonderlijk mogelijk zijn, verscheidene voorbeelden van valsch realisme en eveneens van valsch idealisme, waarbij o.a. de dichters het moesten ontgelden. Hij wees o.a. op de verzenmakers Bilderdijk en Ten Kate, waarvan de eerste b.v. met zijn vrouw, die hij het rijmen ook geleerd had, telkens bij den dood van een hunner kinderen een vers maakte, alsof waar, diep gevoel van smart, zich kon uiten in het aan elkander lijmen van rijmpjes! Ten slotte betoogde Spr. dat het ons aller streven moet zijn om onze idealen te zoeken in de realiteit, in de werkelijke wereld om ons heen. De voordracht vloeide over van geestige opmerkingen en vernuftige invallen en was door een en ander zeer boeiend. Als gewoonlijk bij Multatuli het geval is, veroorloofde hij zich herhaaldelijk uitweidingen en lange tusschenzinnen, die echter steeds medewerkten zijne bedoeling te verduidelijken. Hier en daar kwamen er echter vragen bij ons op, naar aanleiding dezer voordracht. Daar o.a. waar hij sprak over Emile Zola en met onverholen weerzin zich uitliet over diens arbeid, terwijl hij telkens zijn zakdoek zocht om als 't ware de onwelriekende geuren af te weren, die uit diens werken tot hem kwamen en hem een valsch realist noemde, nadat hij met nadruk vermeld had geen van diens werken gelezen te hebben en alleen af te gaan op een artikel in den Ned. Spectator over diens arbeid, vroegen wij ons af of dat dezelfde man was, die verklaarde zich bijna alleen te bepalen tot de lectuur van oude boeken, daar hij oud genoeg was geworden om zich tot bronnen-studie te bepalen? Voor een billijk, rechtvaardig oordeel over een schrijver is o.i. studie van diens werken een eerste vereischte en een dergelijk ongunstig oordeel op grond van een enkel artikel over die werken is minst genomen bevreemdend - vooral bij iemand, die zich beroemt op zijn bronnen-studie! Behalve de vele geestigheden bevatte de voordracht ook vele behartigenswaardige wenken - ook voor jongelieden, die niet zelden blijk geven van valsch idealisme. - Hij vertelde o.a. van een meisje, dat, ofschoon jong, reeds een zware taak te vervullen had. Eene zieke moeder eischte hare zorgen, een viertal jongere zusjes en broertjes hare oppassing, en een druk huishouden hare be- | |
[pagina 313]
| |
moeiingen. Ongelukkiglijk verbeeldde dit meisje zich, dat zij boven dergelijke alledaagsche bezigheden verheven was, zij deed wat aan literatuur en achtte zich te hoog voor het werk, dat op hare schouderen rustte. Dat verblijf in de zieken- en kinderkamer kwam haar te eentoonig voor en een ruimere werkkring moest zich voor haar openen. Zij wilde de wereld in. Spr. raadde haar integendeel aan, haar huiselijke taak met liefde waar te nemen, ook in het eenvoudige ligt poëzie en het alledaagsche is onze toewijding ten volle waard. Het meisje liet zich echter niet overtuigen en... ging ten laatste de wereld in. Vele teleurstellingen wachtten haar daar, mislukking op mislukking werd haar deel, totdat zij ten laatste werd... soeur de charitéGa naar eind1. in een Egyptisch Hospitaal, waar Multatuli haar de vraag liet doen: of het toch niet beter zou zijn geweest zich in den beginne aan haar zieke moeder te wijden, in plaats van te eindigen met oppassen van geheel vreemde zieken? Voorzeker in dit eenvoudig verhaal lag een diepe zin verscholen, naar aanleiding waarvan spr. vele opmerkingen en wenken gaf, die zoowel van zijn menschenkennis als van zijn geestig vernuft blijk gaven. Valsch idealisme heeft zich van vele jeugdigen onder ons meester gemaakt; dat men 't leere onderscheiden van 't ware idealisme, dat echter steeds gepaard moet gaan met een zeker realisme! Spr. drukte ten slotte, in verband met zijn onderwerp, zijn gehoor op het gemoed, met kracht en met nadruk, dat het niet de vraag is bij de beoordeeling der waarde van een mensch, welk soort van bezigheden men volbrengt, maar veeleer, welke de wijze is, waarop men die waarneemt. Geen werk is te min, zoo het maar gedaan wordt met toewijding, met verstand en met hart. Wij bepalen ons tot dit weinige. De improvisaties van Multatuli leenen zich minder tot een geregeld verslag, het zou voorzeker gemakkelijk vallen zijne anecdoten, invallen, opmerkingen weêr te geven, doch het eigenaardige van de voordracht is niet op te schrijven. Wij zijn het in deze met den Ned. Spectator eens, die in zijn laatste nr. o.a. van Multatuli's voordrachten zeide: ‘Er ligt zoo veel in den toon, in de fijnheid eener wending, in de eigenaardige wijze van zeggen, dat verloren gaat, wanneer men het zou willen opschrijven.’ De moeite van een uitgebreid verslag zou dus, meenen wij, te vergeefs zijn. | |
[pagina 314]
| |
Talrijk waren de bewijzen van instemming met het gesprokene door het publiek, dat zeker met ons hoopt, dat Multatuli ook een volgend jaar Gouda weder met een bezoek en een voordracht vereere. |
|