Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
[4 februari 1880
| |
[pagina 294]
| |
maken, dat men met verbazing vraagt hoe het mogelijk is dat zij bij zulk een man kunnen opkomen. Vooral in het tweede deel zijner causerie ontvingen wij daarvan verrassende proeven. Had de Spreker ons eerst bezig gehouden met het verkeerd gebruik van enkele woorden, zooals: maar, bepaald, prachtig, reclame, luxurieus, enz. na de pauze werd onze aandacht op eenige spreekwoorden gevestigd. Wat hij dienaangaande te zeggen had, werd voorafgegaan door de opmerking dat zich in spreekwoorden de wijsheid der volken uitspreekt, om daarop aanstonds zijne bevreemding te kennen te geven dat onze professoren, die dan toch de vertegenwoordigers der wijsheid zijn, geene spreekwoorden maken. Omdat zij geen spreekwoorden te voorschijn brengen, zijn zij dus geen vertegenwoordigers der wijsheid te noemen? Dit heette een paradox maar het is er geen. Een paradox of wonderspreuk is een gezegde dat op den klank af ver van de gewone meening afwijkt of als onzin luidt, doch bij nader inzien een waren en schoonen zin blijkt te bevatten. Ontleed nu eens de straks genoemde uitspraak en tot welke dwaze gevolgtrekking zal men niet komen? Maar wat te zeggen, als de Spreker nu voortgaat: Jezus, een wijs man, heeft spreekwoorden nagelaten, ik zelf, ik heb ook spreekwoorden gemaakt, die nu nog wel niet gebruikt worden, maar na mijn dood als zoodanig zullen gelden? Ja, dan klinkt dit wel dapper, dan verrast zulk eene mededeeling ongetwijfeld, omdat men er nog niet aan gewoon is om een spreker te hooren, die zichzelf bewierookt, dan moge dit welligt pleiten voor groote opregtheid of openhartigheid, maar dat alles neemt niet weg, dat men er zich toch aan stoot. Bij den beschaafden mensch is een gevoel van kieschheid aanwezig, dat een Spreker, die voor een ontwikkeld gehoor optreedt, in geen enkel opzigt mag beleedigen. Is het verder niet betreurenswaardig dat een man, die over zooveel te beschikken heeft, afdaalt tot eene lafheidGa naar eind2. als deze, dat een predikant toont genot te vinden in een zacht kussen omdat hij weigert plaats te nemen in een zetel door belangstellende cathechisanten bestoken met naar boven gekeerde speldepunten? Zal men nu na het bovenstaande misschien vragen, wat genot is er eigenlijk in gelegen om een Spreker te hooren, die zich aan dergelijke vergrijpen tegen de kieschheid, tegen het gezond verstand, | |
[pagina 295]
| |
tegen ware geestigheid schuldig maakt? dan moge zulk eene bewering bij den een of anderen lezer onzer beschouwing opkomen, maar zeker niet bij hem, die ook het voorregt had Multatuli te hooren, want deze weet hoe tegenover dergelijke misgrepen, ware, fiksche, schoone grepen stonden, waardoor de eerste voor een goed deel verdrongen werden; die weet hoe hij den Spreker heeft moeten toejuichen waar deze bv. de ‘Zouërs’ aan de kaak stelde, menschen, die bij het hooren van hetgeen anderen deden, altijd beweren: ‘ik zoude zóó gedaan hebben’, of waar hij het denkbeeld ontwikkelde hoe luiheid de bron is der liefdeloosheid, of aantoonde hoe idealisten en materialisten vaak nader bij elkander staan, dan men gewoonlijk meent; - en waar hij de schets ontwierp van de vrouw, de steun haars wegzinkenden echtgenoots, omdat zij de wijsheid in beter dagen van hem vernomen, voor zichzelve had verwerkt, daar moet hij tot het hart van elk zijner hoorders gesproken hebben. (....) |