Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Het jaar 1879 (na de terugkeer van de 2e voordrachtentoernee) | |
[pagina 21]
| |
Na terugkeer in Wiesbaden meldt Multatuli zelf dat hij de laatste weken in Holland ‘zeer lam en verdrietig’ geweest is, maar thuis fleurt hij tijdelijk op, geheel in tegenstelling tot de inzinking van het vorige jaar. Toch is in juni en juli de toon van zijn korrespondentie weer uitgesproken neerslachtig. Op 10 juli schrijft hij aan twee vrienden vrijwel gelijkluidende briefjes - voor een steeds zo gedreven en persoonlijk stilerende briefschrijver als Multatuli een onmiskenbaar teken van malaise. In september brengt een hardnekkige ontsteking bij de linkertepel Multatuli hypochondrisch tot de diagnose dat hij aan kanker lijdt en heel kenmerkend zoekt hij dan liever zelf in medische boeken - die Funke moet opsturen - naar een bevestiging, dan geloof te hechten aan de geruststellingen van artsen ter plaatse. Rond 1 augustus maakt Dekker zijn testament, waarbij hij alles aan Mimi nalaat, en op 2 oktober blijkt dat Funke hem al vrijwel dood waant, zodat hij de zorg voor de nabestaanden in een roerende brief op zich neemt. In de loop van het jaar verschijnt de nieuwe druk van Ideën eerste bundel en een speciale, mooi verzorgde editie in klein formaat van Vorstenschool die in oktober uitkomt evenals de tweede druk van de zevende bundel Ideën. In juli hoopt Funke dat Multatuli aan een nieuwe druk van Minnebrieven en Verspreide stukken zal kunnen werken, maar de schrijver zelf wil eerst zijn plan voor de bundel ‘Politieke stukken’ uitvoeren en zich pas daarna wijden aan een herziening van Minnebrieven en Verspreide stukken. Van uitgeverszijde wordt evenals vorig jaar geprobeerd door middel van een financiële prikkel Multatuli uit zijn impasse te halen: op 2 augustus toont Funke zich bereid de te verwachten werkzaamheden bij voorbaat met f 450,- te honoreren. Maar ditmaal werkt de manoeuvre niet en tenslotte verschijnen Pruisen & Nederland (2e druk) evenals de zesde druk van Verspreide stukken dan maar ongewijzigd. | |
[pagina 22]
| |
In dezelfde brief tracht Funke Multatuli te bewegen de geldzendingen aan Edu stop te zetten, want die maken het hem te makkelijk helemaal niets uit te voeren; een kijk op de situatie die al gauw bevestigd lijkt, als Edu op een briefkaart over zijn voorgenomen examen de ongelukkige formulering gebruikt: ‘Ik heb 't niet kunnen doen’; prompt staat voor zijn vader de interpretatie vast: ‘Ik ben gezakt.’ Grimmig zal Multatuli later half bakzeil halen met het kommentaar: ‘Ik weet niet wat erger is.’ De pogingen om de kleine Wouter nu ook juridisch te adopteren zijn dankzij Mimi's herinneringscahier (‘Dossier Bernhold’) op de voet te volgen, maar uit een brief van de pater naturalis, Majoor Bernhold, van 26 november zijn al de voorboden af te lezen dat de ingewikkelde rechtsregels in de verschillende duitse landen wel eens een onoverkomelijke drempel zouden kunnen opwerpen. Uit het feit dat de maand november weer uitvoerige persoonlijke brieven oplevert valt een herstel van Multatuli's veerkracht af te leiden, zodat het jaar 1879 voor hem met een opmaat eindigt, die wellicht mede veroorzaakt wordt door het aanstaand vertrek voor de derde lezingentoernee. Hoezeer ook bij voorbaat gevreesd en verwenst, betekent de ‘publiekssprekery’ en de trektocht door ons land met alle glorie en hartelijkheid van dien, toch ook een stimulans en een verleiding. Gelet op het langzaam verlopen van Tandem (zie bv. de afrekeningen van De Witt Hamer in mei, al blijft het Genootschap nog jaren lang aktief) is het maar al te waar dat ‘wat moet, moet’. De verhuizing naar een vrijstaand huis (voor het eerst sinds Lebak!) te Geisenheim aan de Rijn op 5 augustus is de voorlaatste uit een lange reeks. Het huis vertoont weliswaar gebreken, zoals een wrak balkon, maar heeft een grote tuin waarin Mimi groente hoopt te kweken; ook ligt de huurprijs laag door het onverwachte vertrek van de vorige bewoners naar Amerika. Multatuli zal hier twee jaar lang in tamelijke tevredenheid wonen, maar betreurt al bij voorbaat (zie zijn brief van 1 augustus) het stadsleven in Wiesbaden, waar hij ‘veel liefs en goeds genoten’ heeft. HvdB. |
|