Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdIngezonden stukken.Mijnheer de Redacteur. Nu ik uit het laatste nummer der Alkm. Courant las, dat ge uwe kolommen niet zoudt gesloten houden voor hen, die met u in meening verschillen over het succes, dat Multatuli alhier bij zijn optreden heeft gehad, neem ik beleefd de vrijheid, voor onderstaande regelen een plaatsje te verzoeken. Toen ik vernam, dat de heer Douwes Dekker ook hier zoude | |
[pagina 919]
| |
spreken, was ik blijde in de gelegenheid te zijn, Multatuli, van wien en over wien ik zooveel heb gelezen, te kunnen hooren. - Ik had mij voorgesteld niets nieuws van hem te zullen vernemen, omdat ik mij overtuigd hield, dat in zijne redeneering, over welk onderwerp dan ook, steeds zijne ideeën, welke hij in zulk een groote massa heeft uitgegeven, zouden terug te vinden zijn niet alleen, maar ook, dat zijne lezing daarop geheel en al zoude zijn gegrond. - Hierin bedroog ik mij niet. Immers, even als b.v. in zijne ‘Vorstenschool’, waren zijne ideeën volkomen neêrgelegd in zijne voordracht over waarheid, of liever, over onwaarheid. Wel had ik, b.v., liever zijne voordracht over ‘de bergrede’ gehoord, omdat ze wel zoo pikant zoude zijn geweest, maar voor mij was het voldoende zijne uitstekende improvisatie te hooren, die, eenvoudig als ze was, met gloed en overtuiging werd uitgesproken en voor ieder zijner hoorders zeker duidelijk zal zijn geweest. Over de ‘gebrekkige kennis van en het debuteeren van gemeenplaatsen, would-be-aardigheden, groote woorden en onjuistheden’ door Multatuli, waarvan, volgens Quidam, de geheele rede getuigde, wil ik liever niet spreken; dat is eene kwestie, die niet zoo gemakkelijk is uit te maken en die zeker door Multatuli wel het allerminst zal worden toegestemd; maar al moge M. zich door dezen of genen schrijver eene onjuistheid hebben laten ingeven, dan nog mag dit geen reden zijn hem zoo hard te vallen als Quidam dit heeft gedaan: van bijna elke katheder of predikstoel worden dikwijls zoovele onjuistheden, om niet te zeggen onwaarheden, de wereld ingezonden, dat zeker, bij eene vergelijking, indien die mogelijk ware, M. zeer gunstig zoude uitkomen. (....) Alkmaar, 17 April 1879. H. Louter om een blijk onzer onpartijdigheid te geven plaatsen wij het bovenstaande, geenszins omdat het voldoet aan den eisch, in het correspondentie-artikel van ons vorig Nr. gesteld. Wij verklaarden onze ruimte niet te zullen onthouden aan hen, die een gunstiger oordeel dan het onze over de voordracht van den heer D.D. wilden ‘staven’. Dat de inzender dit niet doet, noch de door Quidam geopperde bedenkingen wederlegt, dat hij voor zich een hoog denkbeeld heeft van de ‘wetenschap’ en ‘bekwaamheden’ des sprekers, maar dat deze meening zonder nader betoog vol- | |
[pagina 920]
| |
strekt niet ten maatstaf kan dienen, zal onzen lezers gewis niet ontgaan. Red. |
|