Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 888]
| |
Multatuli.Volgens ommestaande advertentie zal Multatuli ook te Koog-Zaandijk op Woensdag e.k. in het lokaal ‘de Waakzaamheid’ eene lezing houden. De strijder voor waarheid en recht op elk gebied, de man die sedert jaren het middelpunt is der gesprekken, die beroering in het maatschappelijke, huiselijk en politiek leven te weeg bracht, omdat hij verder dacht dan anderen, juister zag dan anderen, meer deed dan anderen, wil gehoord worden, ja! begint gewaardeerd te worden. Wel een gunstig verschijnsel, hetgeen bewijst dat de slaapmuts hier en daar van het hoofd wordt gerukt en de dommelige rust waarin menigeen versufte, plaats begint te maken voor eene wakkerder houding. Men begint het de moeite waard te rekenen, de ideën van een man, over wien zooveel geschreven en gewreven is, eens aan eigen oordeel te onderwerpen en ze eens toetsen aan de bestaande denkbeelden en toestanden op dit of dat gebied. Men heeft wel eens hooren vertellen, dat aan Multatuli onrechtvaardigheid is geschied; dat de eersten in den lande - mannen van macht en geld - het niet beneden zich hebben geacht van zijne denkbeelden en aanwijzingen te profiteeren, zonder eere te geven aan wat eere toe kwam. Men heeft wel eens hooren beweren, dat menig maatschappelijke vorm door hem wordt veroordeeld omdat die aandruist tegen alle gevoel van eerlijkheid, billijkheid, recht en verstand. Daarbij zegt men dat hij den bijbel zoo schoon weet te vertolken; dat hij zoo juist het reine van het onreine, het wezen van den schijn weet te onderscheiden. Dat alles begint belangstelling te wekken en de gemoederen te prikkelen tot onderzoek. Het zal dan ook menigeen verblijden in de gelegenheid te zijn, weldra uit zijn eigen mond eene of eenige van zijn stellingen te hooren behandelen. Mogen eene volle zaal, een luisterend oor, een onbevooroordeeld gemoed, de stilzwijgende tolken zijn van ingenomenheid met wat groot en waar is, wat lijdt en strijdt om de menschen eerlijker, onpartijdiger en verstandiger te maken.
Z. | |
[pagina 889]
| |
Assendelft, 9 April 1879. Mijnheer de Redacteur, U beleefdelijk verzoekende in uw geacht blad een plaatsje te verleenen aan deze regelen, verklaar ik u, niet zonder eenig genoegen, in de Zaanstreek van 6 April, het ‘ingezonden stuk’ gelezen te hebben, dat handelde over Multatuli's voordracht te Krommenie. Ieder, die de voordracht heeft gehoord, zal het wel eens zijn met den Inzender van dat stuk, omtrent het vele goede en schoone, dat die voordracht bevatte. Men verwachtte dan ook niet anders dan een schoone, boeiende voordracht van een man, die, naar mijn en veler inzien, onder het menschdom de eerste plaats inneemt. Taalkundigen toch beweren, dat het woord mensch na verwant is met denken. Mensch zou dus zooveel willen zeggen als denker. En wie zou nu durven betwijfelen, dat Multatuli de diepste denker is van den tegenwoordigen tijd? Misschien zal iemand zeggen: ‘'t Is waar, Multatuli is een groot man, maar ik zou toch wel mannen kunnen noemen, die met hen zouden kunnen wedijveren, b.v. Edison.’ Ik zou daarop weer kunnen zeggen: Edison bekleedt onder de natuuronderzoekers een eerste plaats maar hij houdt zich bezig met levenlooze (anorganische) lichamen. Multatuli daarentegen houdt zich bezig met edeler dingen, n.l. met den mensch en zijn gemoedsleven, terwijl hij in den volsten zin des woords een opvoeder van zijne medemenschen tracht te zijn, daarbij steeds strijdende voor waarheid, recht en billijkheid. Wanneer ik mij niet vergis in het genre waartoe Inzender behoort, dan is het wel te begrijpen, dat hij het niet eens is met Multatuli waar deze het bestaan van een Persoonlijken God loochent. Het moet nog bewezen worden, wat Inzender beweert, dat het volk gemakkelijker kan begrijpen, dat de wereld eens door een scheppende kracht is tot stand gebracht en door die zelfde kracht wordt onderhouden, dan dat de wereld altijd bestaan heeft en dat er slechts stofwisseling plaats heeft en dat die stofwisseling geschiedt door de zelf werkende natuur. 't Is waar, het volk is goed van aannemen en gelooft licht wat geleerde heeren verkondigen en wat sedert eeuwen verkondigd is; het is hun nu moeielijk uit het hoofd te praten, dat er eens niets was en dat daaruit door een Hooger Wezen iets is voortgebracht. Gebruikt men zijne herse- | |
[pagina 890]
| |
nen, dan komt men eer tot de laatste beschouwing van het ontstaan der tegenwoordige wereld; maar de meesten laten liever voor zich denken, ze laten zich liever wat wijs maken, dan dat ze zelve denken en hebben daarom eigelijk geen recht op den naam mensch. Met minder genoegen las ik dat gedeelte, waarin Inzender verklaart, het jammer te vinden, dat de Persoonlijkheid van Multatuli in sommige opzichten in strijd is, ja hemelsbreed verschilt met eenige zijner Ideëen. Genoemde zinsnede kon best weggelaten zijn geworden, het stuk zou daardoor niets geleden hebben, ja zelfs gewonnen, maar nu het er eenmaal staat, zou Inzender velen aan zich verplichten door te melden in welke opzichten die overeenstemming niet bestaat tusschen M's persoonlijkheid en sommige Ideeën. Het is zeer gemakkelijk, maar soms heel gevaarlijk zulk een gezegde daar heen te werpen zonder betoog. U dankend voor de plaatsing Mijnheer de Redacteur, ben ik, achtend: Uw dienaar B.
Wormerveer, 11 April 1879. Mijnheer de Redacteur, Gaarne maak ik gebruik van de gelegenheid mij welwillend door U verstrekt om reeds in 't zelfde nummer van ‘de Zaanstreek’ dat het Ingezonden stuk van den Heer B. bevat eenenander in 't midden te brengen naar aanleiding daarvan. ‘Ter beantwoording daarvan’ kan ik niet zeggen; want er valt op het stuk als zoodanig niet te beantwoorden. Immers, in schermen met groote woorden, wijsheid uitkramen en verkeerd lezen is de Heer B. blijkbaar heel goed t'huis; maar gemotiveerde meening tegenover gemotiveerde meening stellen, en ‘waar hij afkeurt iets beters toonen’ (dit is een les van Multatuli, mijn waarde B.,-) dit schijnen eigenschappen te zijn die hem alsnog ontbreken. Want wat is het geval? Toen ik op verzoek van de Redactie der ‘Zaanstreek’ op mij nam, van Multatuli's voordracht voor dit blad een verslag op te stellen, ontveinsde ik mij niet dat die taak niet licht zou zijn. Toch bleek zij mij in de uitvoering nog moeilijker dan ik aanvankelijk gemeend had. | |
[pagina 891]
| |
Ik heb haar naar mijn beste weten vervuld door van die zoo veel omvattende voordracht, die voordracht zoo rijk aan denkbeelden, zoo sierlijk en zoo boeiend, - maar zoo overstelpend tevens, een zoveel mogelijk objectief verslag te geven. Dat ik daaraan een enkele opmerking mijnerzijds toegevoegde zal niemand bevreemden, die mijne betuiging heeft opgemerkt, dat ik persoonlijk, behoudens alle waardeering van de vele schoonheden in M's rede en bij adhaesie aan veel wat hij daarin zeide, toch moest eindigen met zijn slotconclusie, zijn eigenlijke leer, de voortreffelijkheid van de Natuurleer tegenover de Christelijke leer die in het geloof aan een Persoonlijk God haar steunpunt vindt, voor mij, en ik voegde er bij ‘denkelijk ook voor velen met mij’ onaannemelijk te achten. Want naar mijn bescheiden meening is Multatuli die het geloof in een Persoonlijk God als dwaas beschouwt en voorstelt, er niet in geslaagd, het bewijs te leveren dat zijn Natuurleer ook maar rationneeler, ook maar bevattelijker is dan het Christelijk Geloof in een Persoonlijk God. Ik stipte het reeds in mijn verslag aan, (en tot heden ben ik bij verder doordenken niet van meening veranderd,) dat de oude leer mijns inziens redelijker en bevattelijker is dan Multatuli's nieuwe leer. (....) Zijn laatste alinea is eigenlijk geen antwoord waard. Wat hij mij daarin verwijt dat ik ten opzichte van Multatuli gezegd zou hebben, heb ik eenvoudig niet gezegd. Gesteld eens dat de Heer B. tot het species (de Inzender die veel van deftige uitheemsche woorden schijnt te houden wete, dat het woord genre in de door hem bedoelde beteekenis onjuist is,) gesteld zeg ik dat de Hr. B. tot het species der onderwijzenden behoorde, dan zou hij weten, wat trouwens ieder weet, dat de gewraakte zinsnede: ‘En hoezeer persoonlijk ook in menig punt hemelsbreed van de door hem geuite ideeën verschillende, toch verheugen’ etc. eenvoudig deze beteekenis heeft: ‘hoewel ik schrijver van dit verslag persoonlijk in menig punt hemelsbreed in ideeën verschil van de door Multatuli geuite ideeën, toch verheug ik mij’ etc. Trouwens als iemand zóó slecht eenvoudig Hollandsch leest moest hij zou ik meenen tweemaal zich bedenken alvorens er over te schrijven. (....) R. Pieper. | |
[pagina 892]
| |
Bij het door den Heer P. geschrevene, behoeven wij niets te voegen; het drukt volkomen onze meening uit. Red. |
|