Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdEene voordracht van Multatuli.Een vader had twee zonen en wilde beproeven of zijn inzicht aangaande hunnen aanleg juist was. Hij gaf beiden eenige voorwerpen ten onderzoek en vroeg hun daarna hunne bevinding. De eene zeide: Vader, ik heb de dingen onderzocht, en bevonden dat dit de punten zijn waarin zij verschillen. Dit was de wijsgeer. De andere zeide: Vader, ik heb de dingen onderzocht, en bevonden dat dit de punten zijn waarin zij overeenkomen. Dat was de dichter. | |
[pagina 705]
| |
Met deze gelijkenis ving Multatuli den 19n Febr. te 's Gravenhage zijne improvisatie over wijsbegeerte en poëzie aan. Zoo als Locke wees op de noodzakelijkheid van juist te weten wat met eene uitdrukking die iemand gebruikt bedoeld wordt, zoo lichtte M. toe wat hij onder wijsbegeerte en poëzie verstond. De eerste, niet de schoolsche, in termen gehulde dogmatiek, maar de begeerte om wijs te zijn, den aard der dingen te leeren kennen. De tweede, niet de geijkte verzenmakerij, niet de dichtkunst (zoo als ook Bilderdijk onderscheidde) maar de poëzie, die overal, ‘soms zelfs in verzen’ te vinden is. Hij deed eenige grepen in de reeksen der wijsgeeren, oude en nieuwe, om te doen voelen wat geene wijsbegeerte was (....) Wanneer de geestige spreker die oude wijzen kreeften noemde, waaraan veel te pluizen, maar zeer weinig te eten valt, - dan kan ik lachend toestemmen, maar moet er bijvoegen: het is waar, de schaal is hard, de schaar is groot en er zit weinig vleesch in, maar dat is dan ook zeer fijn. (....) Ook uit de geschiedenis putte de spreker, met zijnen rijken schat van gedachten en voorbeelden, verschillende aanwijzingen. De geschiedenis, zei hij, de geschiedenis der menschheid vooral, is ellendig. Zeer behartigenswaard was b.v. dit: de geschied-schrijvers condenseeren in een oogenblik wat gedurende langen tijd voorviel; zoo b.v. zeggen de boekjes: anno zoo veel volksverhuizing, terwijl die volksverhuizing eeuwen duurde, en nog voortduurt. Men had voor het onderwijs een concreet, gedateerd feit noodig. Zoo is de geschiedenis vol van sagen over menschen en helden. Dan had men behoefte aan ‘het pikante’, aan ‘mots’; ook al leugens. Zoo ging de bespiegeling voort over recht, over het goede, de deugd, over staatkunde. Dan over valsche verzenmakerij, onware opschroeverij. Bilderdijk, telkens als hij een ‘pand’ of ‘loot’ of ‘spruit’ verloor, ging er bij zitten en schreef een vers. Onwaar; als men een kind verliest en het hart bloedt, - dan zwijgt men. Poëzie is in alles. Poëzie is samenvatten. Daarom gebruikt zij figuren. Zij kleedt het denkbeeld in een kunstbeeld, niet in redeneeringen. Wijsbegeerte en poëzie komen daarin overeen dat zij een zelfden weg afleggen, maar om te komen tot eene verschillende uitkomst. (....) Multatuli is een uitpluizer en een meesterlijk ontleeder van men- | |
[pagina 706]
| |
schenzielen; zoo gaf hij tal van toelichtende adagia, paradoxen en voorbeelden. Een schema van zulk eene voordracht is noodwendig dor en onvolledig. Wij hebben slechts gepoogd van het vervliegende woord eenige indrukken te bewaren. C. Vosmaer. |
|