Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdLiefhebberij-studiën op het gebied onzer dagelijksche taal
| |
[pagina 554]
| |
door het Fransch uit eene andere taal, het burgerrecht verkregen. Onder die Fransche namen voor meubelen nu zijn er verscheidene, die om de een of andere reden onze aandacht verdienen. Nemen wij bij voorbeeld het woord fauteuil. Is er een woord denkbaar, dat er meer fransch uitziet dan dit? Dat het woord, waarschijnlijk in de achttiende eeuw, uit Frankrijk hierheen is gekomen, lijdt geen twijfel; en toch is het oorspronkelijk in zekeren zin eer een Nederlandsch dan een Fransch woord. Er bestaat namelijk in het monnikenlatijn der middeleeuwen een lang en leelijk woord, dat den zetel aanduidt, dien men in de katholieke kerk naast het altaar plaatst ten gerieve van den priester, die de mis bedient. Dit is het woord faldistolium, en dit is niets anders dan eene verlatiniseering van het Germaansche woord, dat thans faltstuhl luidt. Deze barbaarsche term heeft het aanzijn geschonken aan het woord fauteuil, dat dus oorspronkelijk niets anders beduidde dan een vouwstoel. (....) De namen der meubelen, die het meest de gemakzucht dienen, hebben een verdere reis gemaakt: zij komen uit het land van het dolce far niente bij uitnemendheid, uit het Oosten. Ik lees ergens, dat de Indiërs een spreekwoord hebben, dat zegt: het is beter te zitten dan te staan, beter te liggen dan te zitten, beter dood te zijn dan al het andere. Geen wonder, dat een volk, dat er zoo over denkt, vindingrijk is geweest in het uitdenken van gemakkelijke legersteden. De twee bekende artikelen sofa en divan dragen dan ook oostersche namen. Volgens prof. Dozy's ‘Oosterlingen’ is divan oorspronkelijk Perzisch en sofa Arabisch. Sofa beteekent eene rustbank, meestal van steen; later een soort van troon, en is eindelijk bij de westersche volken in gebruik gekomen voor eene rustbank, waarvan de rugleuning in drieën verdeeld is. Divan heeft een eenigszins ingewikkelder geschiedenis. Volgens prof. Dozy is het een door de Arabieren aan de Perzen ontleend woord, dat oorspronkelijk register schijnt te beteekenen. De Perzische dichters, bijv. Hafiz en Firdusi, gaven dezen naam aan hune dichtbundels, en Goethe heeft aan een zijner werken, waarin het hem behaagde moderne Duitsche ideeën in een aan Perzië ontleenden vorm te gieten, den titel van ‘Westöstlicher Divan’ gegeven. Divan is dus eene verzameling van geschriften, een boek, een register. Vandaar beteekent het ook de | |
[pagina 555]
| |
plaats, waar de beambten, die de registers houden, d.i. de beambten voor de finantiën, bijeenkomen; verder de kanselarij, de audiëntiezaal, de staatsraad enz. Zij, die den divan, de vergadering, bijwonen, zitten in de rondte op kussens, op eene zeer groote sofa, en van daar heeft men den naam van divan ook aan die sofa zelve gegeven. Bij de Arabieren zelven werd het woord ook, schoon eerst in de latere middeleeuwen, voor tolkantoor gebruikt, omdat ook daar registers werden gehouden. Onder allerlei vormen is het woord in die beteekenis in het middeleeuwsch Latijn, en van daar in de nieuwere talen overgegaan. De Italianen maakten er doana van en de Franschen douane, en zoo werd het ook in onze spreektaal opgenomen. Divan en douane, hoe hemelsbreed ze ook in beteekenis mogen verschillen, zijn dus oorspronkelijk hetzelfde woord. (....) De mededeeling dat canapé afgeleid is van een woord dat mug beteekent, klinkt zeker vrij avontuurlijk. Tusschen het elegante meubelstuk, dat onze salons versiert en het tergend insekt, dat de Génestet zoo verfoeide, en dat in den zomer zoo menigen Amsterdammer het bed tot een plaats der kwelling maakt, is zeker al heel weinig verband te zien. De geschiedenis van dit woord is een merkwaardig voorbeeld van de wijze, waarop de taal vaak met haar materiaal omspringt, en een bewijs, hoe weinig het gebruik zich om de etymologische kracht der woorden bekommert. Herodotus verhaalt, dat de visschers van den Nijl hunne netten op palen plachten uit te spannen en zoo een soort van tent vormden, die hen tegen muggebeten beschermde. Mosquito-gordijnen, uit een soort van licht gaas bestaande, zijn in tropische gewesten nog thans eene eerste slaap-voorwaarde. Een zekere soort van mug heet in 't Grieksch kônôps, en zoo kwam conopeum te beteekenen: ledikantbehangsel van zeer lichte stof, oorspronkelijk dienende tot wering van insekten. Later gaf men dezen naam ook aan het ledikant zelf; uit het Italiaansch kwam dit woord, vooral met zijne laatstgenoemde beteekenis, in het Fransch onder den vorm conopée, zoo als nog Rabelais schreef, om ten slotte in die taal den vorm canapé en de uitsluitende beteekenis van rustbank of rust-bed, ook zonder gordijn er om heen, aan te nemen. De Engelschen namen het woord ook uit het Fransch over, en vervormden het tot canopy, maar hielden zich - eigenaardig genoeg - aan | |
[pagina 556]
| |
de oorspronkelijke beteekenis van gordijn, en pasten het voornamelijk toe op de draperie, die boven een vorstelijken of bischoppelijken troon is aangebracht. Het Engelsche canopy is dus hetzelfde, wat wij troonhemel en de Franschen baldaquin noemen, terwijl ons canapé bij de Engelschen gewoonlijk door sofa wordt weergegeven. (....) (Slot volgt.) |
|