ren, dat hij haar heeft overtroffen; ruim 2½ uur hield hij eene causerie (wij weten voor zijne improvisatie geen beter woord te vinden) over poëzie. Niet zoals hij het uitdrukte over het ‘fabriceeren’ van verzen, maar over de ware poëzie, zooals die in ieder mensch in meerdere of mindere mate moet gevonden worden of werkelijk gevonden wordt. De poëzie saamgevat in Erato, de lieflijke figuur, die zich aan den verliefden reiziger nu eens als Gnosis, dan weer als Meditatio, Agatha of Felicitas vertoont, zooals hij dit in een parabel aan het begin zijner voordracht duidelijk maakte.
Een overzicht van het gesprokene te geven is onmogelijk; wie toch voelt zich in staat dien rijkdom en die verscheidenheid van ideën terug te geven, waardoor de geniale spreker zijn toehoorders als aan zijne lippen deed hangen? Terwijl hij gelegenheid vond om over alles te spreken, verloor hij nimmer den draad van zijn verhaal uit het oog; wat is poëzie?
Wilden wij bescheiden eenige opmerking maken, dan zou het zijn, dat hij soms etymologische verklaringen geeft, die niet boven alle bedenking zijn, maar waar zoveel schittert nemen wij geen aanstoot aan enkele kleine vlekjes.
Het drietal heeren, dat ons in de gelegenheid gesteld heeft met het talent van Multatuli, als spreker, bekend te worden brengen wij onzen dank.