Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 368]
| ||||||
Rotterdam DonderdagGa naar eind1. Avend lieve beste hooggeachte Mevrouw! Zoo even schreef ik vry uitvoerig aan m'n vrouw 't ‘relaas van wedervaren’ der beide laatste dagen. En ik begon: ‘Donderdag avend, in m'n kamertje, goddank! lieve beste Mieske, als ik by avend, en zonder: ‘straks naar 'n trein’ in m'n kamertje zit, moet je maar denken dat ik 't goed heb, en betrekkelyk opgeruimd ben. M'n keel is rauw, en rust 'n beetje’ - Bah, die kermisreis! - Uw brief lieve Mevrouw, deed me veel genoegen, en vooral ook omdat ik er uit zag dat U me vertrouwde. Ikzelf verlang er naar, in uwen achtenswaardigen kring te mogen komen, en soms smart het me als sommigen (zoo zyn er!) hun welwillendheid uiten op 'n manier die, tegen hun bedoeling zeker, my in de ooren klink als verwyt. Dit doet gy niet. Ik lees in uw brief niets dan vriendelykheid. Ik heb gevoordracht (ajakkes!) eergister hier, gister te Utrecht, en morgen zal ik ‘optreden’ te Haarlem (daar zal ik spreken over 't ‘horror vacui’ in de natuur, en vooral - in 't menschelyk gemoed. ‘Gemoed’ wil hier zooveel zeggen als: ‘verstand & hart’ of wat we zoo noemen, n.l. gevoel (opvanger van indrukken) en intelligentie ('t verwerken daarvan.) - Sedert al den tyd die er verliep sedert ik 't groot genoegen had U en den heer De H. te ontmoeten zit ik bezet tusschen de lezing van gister (of eergister) en die van morgen of vandaag! Ik voel me als 'n spreekdraaiorgel, en ben er wee van. Toen ik van avend thuiskwam gaf ik de kinderen van m'n Juffr. 'n kus, uit dankbaarheid dat ze geen ‘geeerde hoorders’ van me verwachtten. Heusch, ik ben misselyk van m'n wyzighedens. En m'n keel! En... meer nog! Het reizen in den spoortrein maakt me ziek. Ik kan in zoo'n kast niet denken, en verveel me, wat anders nooit gebeurt. En... nòg meer. De reislogement- of logeerontmoetingen. Ik erken veel liefs genoten te hebben, zeker, maar 't gevoel niet altyd | ||||||
[pagina 369]
| ||||||
aan alle hartelykheid te kunnen beantwoorden en de vrees 'n allemansvriend te worden, ook soms den tegenzin in 't dégoûtantGa naar eind2. rolletje van 'n gecajoleerdeGa naar eind3. huisbiechtpaap - och, dat alles drukt me soms. En ten slotte de ontmoetingen van tegenovergestelden aard. Er zyn er altyd velen die 't zy uit onkunde, 't zy uit opzettelyke vyandschap (sommigen meenen hun god 'n pleizier te doen door my te plagen!) nu, er zyn er die me irriteeren. En dan m'n arme zenuwen! Gister avend te Utrecht ging de onnozele plompheid van 'n troep studenten zoo ver dat ik kalm werd door m'n drift heen, en bedaard door afmatting. Heerejezis wat 'n stomme jongens! Ik ben misselyk van de hoop des Vaderlands. Heb ik niet eens ergens geschreven dat zulk onryp volkje de leelykste voorstelling is van wat de mensheid oplevert? Nu, 't is waar! En, verbeelje, ze hadden witte dassen om! Sommigen beknepen hun neusje met 'n lorgnet. 'N paar had krulletjes op 't voorhoofd, als 'n - bah! En dat praatte, en redeneerde, en nam debatteertoon aan, en noodigde my uit wyn met hen te drinken, en ‘was niet alles met me eens’ - Gelukkig! Dit geeft me kans tot de hoop dat ik niet bleef stilstaan sedert ik de kinderschoenen ontwassen ben! - Lieve mevrouw. Ziehier wat ik nog op m'n lystje heb: morgen,
Maar.. 't kan zyn dat er nog 'n paar plaatsen achteraan komen of tusschen in. - Waarom doe je 't? Wèl, ik moet. - Ik zal u verzoeken my die curiositeiten te geven zoodra ik weer 'n behoorlyk mensch ben, en geen kermisreiziger. Och, 't stuit me zoo. Ja, ik heb U (of den heer De H.) 'n dienst te vragen. En ik weet zeker dat het U 'n genoegen zal zyn ja daarop te zeggen. Als ik dat niet wist, zou ik 't ook niet doen. Maar alles wacht op den afloop van die voordrachten. Zeker is er geen koorddanser in de | ||||||
[pagina 370]
| ||||||
stad. Anders had ik zeker reeds 'n confraterneel bezoek van 'm gehad! M'n vriendelyke groet aan U beiden, en ik noem me hoogachtend Uw liefhebbenden DouwesDekker
Ik lees m'n brief niet over. Loopen de zinnen niet rond, in godnaam. Dit eens vooral, S.V.P. Ik baad me in slordigheid als 't niet voor de pers of voor 'n auditorium is. |