Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdIets naar aanleiding van Multatuli's voordracht.‘Bij 't beschouwen van een kunstwerk, bij 't schatten eener uitstekende daad, bij 't beoordeelen van een uitgedrukte gedachte, leg ik mij zelf altijd de vraag voor: wat is er omgegaan in de ziel des kunstenaars, van den held, van den wijsgeer, om dat ideaal te scheppen, om tot die daad te besluiten, om die gedachte voort te brengen en daaraan vorm te geven als denkbeeld? Dat is; ik vraag hoe de ziel bevrucht is; welke toestanden ze doorliep, bij dragt en verlossing? Welnu, de geschiedenis eener groote conceptie roept mij altijd den tekst toe: met smart zult gij kinderen baren. Als een graankorl spreken kon, zou ze klagen dat er smart ligt in 't ontkiemen. Helden, artisten en wijsgeeren zullen mij begrijpen, en de klacht van die graankorl verstaan.’Ga naar eind1. O zeker! deze in de eerste plaats zullen het den genialen ideënzaaier toestemmen dat zùlke kinderen van hoofd en hart, als de auteur van den Max Havelaar ons gewoon is aan te bieden, met smart moeten worden gebaard. - Maar men behoeft daarom juist bij uitsluiting nog geen held, artist of wijsgeer te zijn, om te gevoelen en te begrijpen, dat er heel wat uren ‘in de woestijn’ moeten zijn doorgebracht, alvorens men zóó wél voorbereid kan optreden en op zúlk eene wijze tot zijne hoorders kan zeggen: ‘Broeders, mij dunkt deze zaak is alzoo,’ - als Multatuli dat hier jl. Vrijdag avond deed. Voor de eer van ons auditorium hopen wij althans, dat daaronder velen zullen geweest zijn, die, - ook zonder | |
[pagina 354]
| |
nu direct held, artist of wijsgeer te zijn, gelijk Multatuli dat is, - die toch genoeg ontwikkeld waren om de waarheid van 't zoo even geciteerde ten volle te beamen. De bekende ‘zaligsprekingen’, uit de bergrede van Jezus, was ook hier, even als te 's Hage, het onderwerp van M's. kernachtige, indrukwekkende, ongekunstelde en toch zoo bloeiende voordracht, die, ex temporeGa naar eind2. gehouden, door het vrij aanzienlijk auditorium met bijzondere aandacht en warme belangstelling werd gevolgd. Even menschkundig als zedekundig, even treffend als pikant, behandelde hij de zaligsprekingen van den ‘goeden Jezus’ - en bracht hij de middelen om zalig te worden over op maatschappelijk gebied, - terwijl hij zich in het tweede deel zijner boeiende rede meer speciaal bepaalde bij de belofte: ‘zij zullen God zien.’ Vóórop stellende, dat hij in geen persoonlijken God geloofde, gaf hij een verklaring van deze woorden van Jezus in dien zin, dat Jehova moest worden opgevat als de vervoeging van ‘het zijn’, terwijl hij betoogde, dat de kennis van al wat was, is en zijn zal, de hoogste godsdienst en de schoonste zaligheid is. Ook al hadden wij daartoe beschikbare ruimte, ook dàn nog zouden wij ons niet licht wagen aan een gedetailleerd verslag van deze bezielde en bezielende voordracht met al haar schat van ideën, overtuigd als we zijn, daarvan toch niet veel meer dan een flauwe copie te zullen kunnen leveren. De quintessens van het gesprokene hebben we, naar aanleiding van Flanor's artikeltje daarover in den Spectator,Ga naar eind3. in een onzer laatste nummers reeds meêgedeeld. In 't algemeen nog slecht dit: Multatuli begon met te zeggen - en vooral de geestverwanten van den strijder voor waarheid en recht die gedurende de laatst gehouden voordrachten, zoowel hier als elders, getuige zijn geweest van zijn afmattenden strijd tusschen physieke zwakheid en intellectueele kracht, moeten o.i. bij die verklaring een gevoel van zelfverwijt niet hebben kunnen onderdrukken, - Multatuli begon, met ons te zeggen, dat hij physiek zwak was. Nu, dat was hem aan te zien. Maar gedurende zijn voordracht van jl. Vrijdag avond bleek toch ook even duidelijk, dat hij intellectueel nog even sterk en krachtig was, als ooit te voren. - Toch is en blijft het een schan- | |
[pagina 355]
| |
de voor Nederland - en in 't bijzonder voor M's geestverwanten - dat men hem, bij zooveel physieke zwakheid, nog zoo'n harde pelgrimstocht laat doen. Men moest wijzer zijn uit... welbegrepen egoïsme, dat o.i. gebiedend voorschrijft: op meer economische wijze te zorgen voor de instandhouding van het stoffelijk omhulsel, dat de drager is van zulke ideën. |