Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 327]
| |
De voordragt door Multatuli.‘Geëerde hoorders’, aldus begon Multatuli woensdag avond j.l. het talrijk aanwezige publiek in de zaal van den heer v.d. Wielen toe te spreken, en reeds terstond kwam bij velen een vraag in de gedachten, - een vraag ook al eenige malen in geschriften geopperd: Hoe past die naam voor een publiek, dat door den spreker met zoo'n groote innigheid werd veracht? 't Was alsof M. wist, dat die vraag, even als vóór eenige dagen in de Groninger Courant, ook hier zou worden gedaan, en 't was dáárom, dat hij 't noodzakelijk achtte, het publiek aan te wijzen, dat zijne verachting had opgewekt, het publiek, de mooi-vinders van den Havelaar, die, met al hun mooi-vinden, nooit getracht hebben den Havelaar regt te verschaffen. Dat publiek was bij deze lezing niet aanwezig; de spreker meende te mogen gelooven, dat de opgekomen toehoorders, toch grootendeel met zijne denkbeelden bekend, zijne vrienden waren, - vrienden die hij eerde, en dus met regt: ‘Geëerde hoorders’. Tot onderwerp van zijn voordragt had M. de Wijsbegeerte gekozen, - een onderwerp, dat hij op de hem eigenaardige wijze behandelde. Zonder zich terstond enkel en alleen op het onderwerp zelf toe te leggen, begon hij met schijnbaar niet daarbij behoorende zaken zijne toehoorders voor te bereiden, om het later volgende, direct het onderwerp rakende, gedeelte in den geest van den spreker in zich op te nemen, op dezelfde wijze, als dit den lezers zijner Ideeën bekend is. De grond, waarop de wijsbegeerte moest groeijen, werd omgeploegd, het oude, niet bruikbare, met oordeel opgezocht en ter zijde geworpen en in de daardoor ontstane ruimte werden de stekken geplaatst, waaruit later de vruchtdragende boomen moesten te voorschijn treden. Na de beantwoording der vraag, wat we onder Wijsbegeerte hebben te verstaan, werden de wijsgeeren uit de geschiedenis van vroegeren en lateren tijd nagegaan, werd hunne wijsbegeerte besproken en getoetst, terwijl daarna het grootste gedeelte van den avond werd besteed, om 's sprekers denkbeelden over wijsbegeerte en de beoefening daarvan aan zijne hoorders kenbaar te maken. | |
[pagina 328]
| |
't Zou geen nut hebben, meer van den inhoud der voordragt meê te delen. (....)
H. |
|