Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdIngezonden.Mijnheer de Redacteur In het no. van 17 Febr.Ga naar eind1. van uw geacht blad komt een bericht voor | |
[pagina 283]
| |
dat ten zeerste mijn aandacht trok. 't Hield niets meer of minder in dan een lezing door den heer Douwes Dekker gehouden in de residentie. ‘Multatuli’ - zoo luidde de aanhef van uw bericht - ‘heeft in den Haag een lezing gehouden over... Jezus' verzoeking in de woestijn en over de zaligsprekingen der bergrede. Hij heeft dat gedaan niet om 't geen daar gezegd wordt te bestrijden; integendeel, om daaruit nuttige wenken te trekken voor het leven.’ En verder luidt het: ‘Multatuli prediker der beginselen van Jezus' godsdienst... Multatuli buigt ook neer voor den machtigen geest van den Nazarener enz. enz'.’ Ik weet nauwelijks wat ik van die woorden denken moet. Misschien is 't UED. bekend, dat er in de Levensbode van Nov.Ga naar eind2. jl. een uitvoerig stuk is opgenomen van mijne hand, waarin o.a. werd aangetoond, dat de hr. Douwes Dekker een zeer bijzondere reden had om Jezus bij gelegenheid te verdedigen; maar tevens wees ik op enkele zinsneden uit zijn werken die aantoonden dat hij zichzelf méér dan Jezus acht. In zijn Ideën is de hr. Douwes Dekker somwijlen zeer gematigd tegenover den verheven stichter van 't christendom... ja, soms zou men zich willen diets maken dat hij er de beste, de oprechtste, de gemoedelijkste vertegenwoordiger van is. Doch... wie zich al te onnoozel door dien eersten indruk om den tuin laat leiden, toont daarin zijn... onnoozelheid. De hr. Douwes Dekker verklaart ergens dat hij geen enkel historisch persoon zoozeer bemint als Jezus; maar toch weet hij dien Jezus op 't grievendst aan te vallen en door zijn snerpende - 't zij oppervlakkige - kritiek te brandmerken. Op bladz. 60 van de Levensbode haalde ik daarvan een staaltje aan, dat duidelijk genoeg spreekt; maar dat ik hier fatsoenshalve waarlijk niet durf herhalen. En, ik had meer dergelijke voorbeelden kunnen aanhalen, als ik er lust toe had gehad, doch dat ééne rekende ik voldoende.
Onder 't lezen en herlezen van uw bericht weifelde ik een bepaald denkbeeld aan uwe woorden vast te knoopen. Meent u werkelijk dat de hr. Douwes Dekker ‘zich buigt voor den Nazarener’ m.a.w. dat hij een christen is en 't christendom voortaan zal aan- | |
[pagina 284]
| |
prijzen en verdedigen?Ga naar voetnoot* Dan rekent u geloof ik buiten den waard... dat is: buiten Mult. zelf. Voor eenige jaren is 't gebeurd dat dezelfde hr. Douwes Dekker herhaaldelijk zijn spijt te kennen gaf, dat hij de moderne predikanten - en 't bijzonder ds. Zaalberg - zoo hevig had aangevallen. Kort daarna verscheen een nieuwe druk van zijn Ideën, vermeerderd met aanteekeningen van den schrijver. Die nieuwe uitgaaf en die aanteekeningen zullen - zoo zou men denken - blijk geven van Multatuli's berouw over zijn te ver gedreven bitterheid? Die aanteekeningen zullen, naar uw stellige verwachting - de kleur dragen dier veranderde gezindheid? Dit is geenszins het geval. In plaats van zijn oordeel te verzachten, spant Multatuli juist alle krachten in om het zooveel mogelijk te verscherpen. Wat hij hier en daar gezegd had van zijne sympathie voor de moderne predikanten was hem glad door 't hoofd gegaan en in den herdruk zijner Ideën werd het eens geslagen vonnis tot het uiterste verscherpt. 't Zou me te ver leiden hier aan te toonen waarom de heer D.D. aldus handelt; men zie daaromtrent mijn studie in de Levensbode; bepaaldelijk het derde en vierde hoofdstuk. Genoeg; naar mijne meening, doet u zeer onvoorzichtig met voor te stellen alsof de ‘Multatuli’ van heden anders zou zijn dan die van gisteren; of, indien dit uw bedoeling niet was, tot die voorstelling aanleiding te geven. De waarheid is, dat de hr. D.D. zich zelf steeds gelijk zal blijven; dit wil zeggen steeds zal hij zijn de man die laag neerziet op het christendom, en op de gansche christenheid; steeds zal hij al zijn krachten inspannen om aan te toonen dat hij zelf eigenlijk de ware Messias is en dat zijn tijdgenooten, hem miskennende, hem niet begrijpende, noodwendig veel lager staan dan hij, Multatuli! Hij zelf, hooger staande dan 't christendom (Ideën 443; zie Levensbode bladz. 62) zal steeds - althans in zijn geschriften - trachten aan te toonen dat onze tijd klein, ons volk bedorven is, en dat het slechts één groot man bezat, den genialen, genereusen, talentvollen, deugdzamen Multatuli! Wat hij hier en daar, in lezingen zegt... och, 't gesproken woord vergaat. Wat daarentegen in zijn Ideën geschreven staat, staat geschreven en blijft geschreven en zal, naar | |
[pagina 285]
| |
Multatuli's onverholen meening, ‘Nederland maken tot een walg der volken.’ Qui vivra verraGa naar eind3., maar dit is zeker; dat de hr. Douwes Dekker, hoe bekwaam hij ook wezen mag, niet zonder arrière penséeGa naar eind4. optreedt als kampioen van 't christendom, of zelfs van 't christelijk ideaal. Met aan 't bovenstaande een plaatsje te verkenen in Oostergo zult Ge zeer verplichten, Mijnheer de Redakteur, UEd. Dw. Dnr. Ferwerd, 2 Mrt. 1878. P. Westra.
Hoewel we niet begrijpen, waarom ons referaat zulk een kritiek noodig maakte, geven we gaarne plaats aan 't bovenstaande, maar moeten den schrijver aanstonds beter omtrent onze bedoelingen inlichten - 't Was geenszins ons streven op te treden als kampioenen voor Multatuli. Wij hebben nog maar altijd geen plaats kunnen innemen onder zijn aanbidders, al waardeeren wij ten hoogste 's mans veelzijdige talenten, al weten we dat ook hij niet altijd begrepen wordt. Wij maakten melding van de door hem gehouden lezing als een merkwaardig bewijs hoe ook hij, de aangebedene van Jan Rap c.s., eerbied toont te hebben voor de beginselen van 't christendom en dat bedoelde luitjes dus voortaan goed zullen doen niet meer zoo diep neêr te buigen voor hun afgod bij wiens naam ze zweren en met wiens naam ze hun z.g. wijsheid dekken. Wat Multatuli vroeger schreef of sprak komt hier nu niet te pas; hij heeft nu gezegd wat wij meêdeelden; daarop wezen we; we wezen alleen op één op zich zelf staand feit, maar een feit van eenige beteekenis, dit: de held van 't z.g. ongeloof spreekt zóó over Jezus; laten zijn blinde volgelingen en aanbidders nu niet meer zoo luide in zijn naam hun wijsheid uitbazuinen; dit wilden we zeggen en anders niet. |