Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
[6 maart 1878
| |
[pagina 258]
| |
eenigen tyd als suf en soeserig. Ik heb sedert 'n paar weken iemand die zich geheel aan me toewydt met hartelykheid en intelligentie (m'n gewezen uitgever V. Helden). Hy brengt en haalt me aan en van den trein, zorgt voor m'n koffertje, pakt in & uit, maakt dat ik niets vergeet, in een woord hy zorgt voor me als voor 'n kind of 'n koffer. En toch zou ik hem niet willen mee hebben op reis, daar 't nooit alleen zyn me breken zou. Ik erken al 't onvolledige en gebrekkige van zulke voordrachten, en zeg dat publiek en berichtgevers meestal me goediger behandelen dan eigenlyk 'n stevige gezonde kritiek toe laat, maar... als men in aanmerking neemt in welke omstandigheden, en onder welke servituten gebukt, ik m'n taak afwerk, dan zou men moeten erkennen dat het ware kunststukjes zyn. Ikzelf sta verbaasd, niet omdat m'n voordrachten zoo goed zyn, maar omdat ze niet nog veel slechter zyn. - ‘Geeft uw reizen u niet te kennen dat er meer zyn die u lief hebben dan ge daar in W.b. in verdrietige stemming vermoed hebt?’ Ja, ik moet erkennen dat ge daarin gelyk had. Ik zal u mondeling meedeelen hoe die stemming praktisch behoort te worden aangewend. Na 't mislukken der pogingen van allerlei commissien (mannen van zaken!) heb ik nu de ‘zaak’ ter hand genomen, en ze moet slagen. Dat zult ge zien, beste kerel. Myn plan is reeds in begin van uitvoering, en slagen moet het! Nog eens, daarover mondeling. De zaak is eenvoudig als: 2 × 2 = 4, en ik vraag maar 5 minuten om 't u uitteleggen. Ieder praktisch man erkent dat ik de koe by de horens gegrepen heb. Géén annonces, geen oproepingen, geen afhankelykheid van pretentieuze ‘commissies’. Ge zult over m'n plan tevreden zyn, en uw lieve Hilda ook! Als 't lukt (en mislukking komt me onmogelyk voor) zal ik kalm kunnen werken. Dat is 't schoonste wat ik beoogen kan. - Ook om uw p.s. heb ik gelachen. Lieve hartelyke menschen, ik weet dat ge
Een monument van slordigheid. Maar ik had telkens bezoek, en tal van verhinderingGa naar eind2..
uw laatste stuk met me deelen zoudt, en dan te zeggen: ‘hé Vitus, 't lykt net of we hem niet hebben willen!’ Nu zàl je me hebben, in | |
[pagina 259]
| |
'n bedstee, of vóór 'n bedstee op den grond, of in de keuken... 't kan my wat schelen! Maar er zynGa naar eind3. twee bezwaren waarop ik van myn kant de aandacht vestig. Sedert 3, 4 nachten hoest ik tot 3, 4 uur en 't hindert me zoo dàt ik iemand hinder met dat vervloekt geblaf - (neen, ik zal zorgen niet te hoesten. Ik kàn dat.) Nu, de 2o opmerking is deze. Bedenk dat ik me geheel en al moet òpmaken om zoo goed of kwaad het gaan wil, die voordrachten te houden, en.. de reisjes. Dàt 's my 't ergste. Daaruit vloeit voort dat ge weinig aan me hebt! Dit denkbeeld doet me zeer, en 't best is, U dit vooruit te zeggen. Een publiekspreker is... geen vriend, geen vader, geen echtgenoot, geen mensch, hy is... publiekspreker! My walgt het, maar daar 't nu eenmaal moet, moet ik ook de keerzy van de medaille op den koop toe er by nemen. Zult gy daarmee genoegen nemen? Och, ik ben zoo moe en àf in den tusschentyd! Te Zierikzee ben ik in gezelschap van 4 heeren die me kwamen bezoeken, in slaap gevallen! Ook daar had ik den nacht na de lezing doorgebracht met verdriet over de begane fouten en... hoesten. Dus, 'n prettige logée kryg je niet! Wilt ge me dat ten goede houden? - Wat de h.h. Le Gr. H & V.Z. voor me doen, is niet uittespreken! Dank er hun voor alsof ze U 'n dienst hadden gedaan. Over 't geheel heb ik wat de publiekmenschen noemen: ‘succes!’ Dit is ook financieel 't geval. En toch zal ik naar huis gaande niet zeer veel meebrengen, want ik moet bynaGa naar eind4. alles terstond verzenden om gaten te stopen die, die, die - later mondeling meer. 't Is een verdrietige historie... en wel in Italië. Raad de rest maar. Doch... dit komt er niet op aan! ‘Hoe?’ zeg je. Neen, 't komt er niet op aan, want juist om die treurige reden houd ik die voordrachten. Toch ben ik begonnen met aanzuivering van 'n schuldje voor meubels in de nieuwe ruime woning (waar jelui logeeren zult!). Mieske is den koning te ryk. Geen duit schuld te Wbaden, en wat in de hand toe! Nu dàt zal weinig zyn, maar myn plan waaraan ge zult meehelpen zonder zoo als reeds meermalen, (lieve vrienden!) uw kracht te boven te gaan, zal bewerken dat ik eens - vooral verlost word van nypende zorgen. Zie, Havelaar wordt door z'n vrienden ‘gepensioneerd’ en ieder mag niet meer bydragen dan 'n kleinigheid. 500 kleinigheden maken 'n voldoend bedrag. De organisatie van dit eenvoudig plan zal ik U | |
[pagina 260]
| |
mondeling uitleggen. Nog eens 5 minuten is genoeg. Ge zult verbaasd staan over den eenvoud. - En nu (½ 3 en ik had nog bezoek ook) moet ik gaan denken aan m'n voordracht te Delft. Ik ben vandaag niet erg wel, dat hindert me wat. Anders ben ik door den tegenzin om ‘optetreden’ vry wel heen. Te Delft spreek ik voor den 2n maal & op ‘vereerend verzoek’ zooals de tooneelmenschen zeggen. Dit was ook te Amstm 't geval, en zàl 't geval te Rottm wezen. Of 't ook ‘mooi’ was, hè? Neen, te Rottm was de reden van de herhaling geen moojerigheid. 't Was myn wil nog eens te spreken, omdat den eersten keer 't onderwerp niet bevallen had. Ik had (en 'n moeielyk werk!) beredeneerd verslag gegeven van 'n cause célèbre, en men wil dat ik redeneer, oreer, preek &c. Nu dat zàl ik doen. 't Is my makkelyker. Ik had me voor die cause celebre juist heel erg uitgesloofd. Hartelyk gegroet beste kerels. Dek
Uur & dag van m'n komst meld ik later. Om orde te houden in m'n zwaar beproefd hoofd, bemoei ik me wat reis &c aangaat eerst met 'n voordracht als ze voor de deur staat. Heden is ‘Delft’ aan de beurt. Gegroet! Onze Mies is wel, en schryft me heerlyke brieven. Alle dagen! O zoo schoon & prettig. Natuurlyk mag men geen intimiteit profaneeren. Maar anders zou 't pikant zyn, zeker gedeelte van publiek eens inzage te gevenn in 't binnenhuis van 'n ‘byzonder slechten kerel.’ Ach, ook de verhouding met m'n beste Tine was zoo. En toch... ge weet de rest. Zulken laster noem ik: misdaad tegen den H. Geest! |