Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[14 februari 1878
| |
[pagina 110]
| |
8 Dames, zegge acht, lezer, - (vier + vier) -, 8 Dames, waarvan nog bijna de helft uit den vreemde, vertegenwoordigden de Dameswereld, waarin zooveel over Multatuli gesproken, nog meer over hem gefluisterd wordt. (....) Spreker las ons in het begin zijner causerie, eenige woorden van een decreet van Louis Napoleon aan de Hollanders voor; welke woorden ons moeten aantoonen, hoe minachtend er over ons landje en ons volk werd gesproken, hoe licht het weêr op zijn plaats gezet zijn zou, als 't de ontevredenheid verwekte van den grooten keizer. Zou er nu, zoo gaat spreker voort, ook zoo over ons gesproken kunnen worden, als de een of andere machtige buur zich zou willen bemoeien met onze zaken; of zou men ontzag kunnen koesteren voor ons land en ons volk? ‘Bestaat er gevaar voor het behoud onzer nationaliteit?’ Ziedaar de eerste vraag, die hij zich ter beantwoording stelde! 't Antwoord was toestemmend. - Zeker bestaat er gevaar, nu onmiddelijk nog niet, maar toch is de tijd niet ver meer. - En al wil Duitschland (van dit land zou 't gevaar komen) ons misschien wel niet bizonder gaarne annexeeren, toch zal het er wellicht spoedig toe komen, gedrongen en gedwongen door de onveranderlijke wetten, waaraan ook de geschiedenis gehoorzamen moet. Als Frankrijk eenmaal trachten zal 't verlorene weder te herwinnen, iets dat het verplicht is, voor zijn finantiën, voor zijn grondgebied en voor zijn prestige bovenal, zal Duitschland misschien komen om ons te beschermen(!!!), als Frankrijk de waalsche provinciën van België binnen zal rukken, misschien nog ingehaald door de bevolking, die zeer Franschgezind is. Maar, zoo vraagt Multatuli verder, hebben wij er aanspraak op een zelfstandig volk te blijven? Voorzeker! En dat niet zonder grond. Onze historie wijst er op, onze herinneringen op het punt van kunsten en wetenschappen, en op dat der geschiedenis. Of hebben we geen schat van kunstwerken door onze voorouders vervaardigd, maar helaas door vreemden gekocht voor een groot deel althans, of hebben we geen Heemskerk en Barends gehad, of heeft niet eenmaal ‘Hollands weeke grond gehijgd onder 't wicht van wee,’ en zijn we toch niet weêr opgestaan, fier het hoofd opheffend? | |
[pagina 111]
| |
En hebben we niet een goed pleitbezorger voor ons, in onze letterkunde; kunnen de producten van buitenlandsche schrijvers in alle tijden de vergelijking doorstaan met die der onzen? Neen immers! Ook in algemeene beschaving behoeven we niet onder te doen voor onze buren, quoiqu'on en diseGa naar eind1.. Maar behalve dat alles, pleitte ook de geologïsche gesteldheid van ons land voor zijn beweren, meende spreker. We zijn laag gelegen, evenals 't noordelijk deel van België, en de Noord-Duitsche laagvlakte. Om die landen liggen hoogere- en hooglanden en nu ligt het in den aard der zaak, dat de bewoners van de laagvlakte zeer veel verschillen van de bewoners der hoogere landen en dat ze niet door dezelfde wetten kunnen worden geregeerd. Eerder behoorden de straks genoemde laaglanden met Nederland ééne nationaliteit te zijn, dan dat Nederland opging in een ander land. Na de pauze sprak Multatuli over 't geen ons zou te doen staan, als we ons wilden behoed zien voor inlijving bij de eene of andere natie. Hij wijdde een woord aan de constitutie onzer regeering, die krachtdadig optreden inderdaad tegengaat uit den aard dier samenstelling, en aan ons leger. Maar ten slotte drukte hij ons op het hart, om in de eerste plaats degelijk te worden, degelijk, braaf, in den goeden zin van het woord. En daarom alle frases overboord. Frases hebben de menschheid in het algemeen nadeel gedaan, frases kunnen een land ongelukkig maken En dan met de wapenkreet ‘waarheid’ op de lippen, den strijd aangevangen tegen leugen en bedrog, wijl ook waarheid de grondslag voor degelijkheid is. Dan zullen wij er ook het onze toe bijbrengen, om de annexatie te voorkomen, of deze althans nog lang uit te doen stellen. 't Is zeer te betreuren, dat spreker, na de pauze, 't onderwerp niet vollediger en uitgebreider heeft kunnen behandelen, wegens 't vergevorderde uur; gaarna hadden we hem langer gehoord. Moge 't applaus hem daarvan een teeken en tevens een ‘kom terug’ zijn geweest. J.B.Ga naar eind2. |