Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[26 december 1877
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 790]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vens 'n afschrift van de passage die op de zaak betrekking heeft, en tevens 'n lystje van al de verschillen tusschen B.v.d.B's lezing, en die der Heeren Van Lennep en Ter Gouw (auctor.teGa naar eind1. Van Deinse.) De volgende opmerkingen kan ik niet achterhouden: 1. Bakhuizen v.D. Br. spreekt van de indrukken die dat kerkje enz. op hem maakt. Hierin ligt 'n de visu,Ga naar eind2. dunkt me. 2. Voorloopig, en wel tot 'n nader onderzoek, heeft B.v.D.B in de meeste verschillen van lezing, de kans op korrektheid vóór zich. (Vooral in de y of ij-verschillen. Ook in leyt voor legt. Slechts 'n paar maal zullen V. L & T.G. of hun zegsman V. Deinse gelyk hebben). 3. Van Lennep die 't kwalyk neemt dat B.v.d.B. 'n letter laat ‘uitvallen’ (alsof dit woord alleen gebruikelyk was in stipt-typografische beteekenis! - praat van: ‘'n cijfer inhakken’ (voor: uithouwen) van: ‘plaats vinden van uitvallen.’ In 't kort, als je geen bezoek van V. Lennep wenscht, roep dan nooit te luid: kakografenGa naar eind3. voor! Weinig holl. schryvers die eenigszins in aanmerking kwamen, schreven zoo brutaal-slecht hollandsch als hy! Hoe is 't mogelyk dat niemand hierop lette! 4. Z'n uitval tegen 't behandelen van dingen die men niet zelf gezien heeft, zou me byzonder bevallen, als ze niet voorkwam in 'n werk dat uit den aard der zaak voor 999/1000 slechts geschreven kòn wordenGa naar eind4. naar opgaven van anderen: B.v.d.B. had niet over dien steen van Le Maire mogen schryven zonder 't ding gezien te hebben, maar V. Lennep mag er van zeggen wat-i wil (en daarby dieft-i nog 'n opmerking van B v.d. B zelf!) nadat Ds van Deinse hem heeft ingelicht. 5. Het uittreksel en 't lystje van verschillen zyn beide stipt gekollationeerd. Ge kunt ze des verkiezende gerust gebruiken. Om u c.q.Ga naar eind5. tyd te sparen, schreef ik 't uittreksel zoo dat de zetters 't lezen kunnen. Wees hartelyk gegroet van tt DouwesDekker Opgave van verschillen in de lezing van Le Maire's grafschrift volgens: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 791]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Boek der Opschriften door Mr J. van Lennep en J. Ter Gouw bladzy 158 & 159.
Eerst geven de schryvers 't Grafschrift, waar in echter voorkomen: ‘verloren’ (niet: ‘overloren’) ‘1500.000’ (niet: ‘150.000’) en gaan aldus na 'n paar opmerkingen voort:
‘Intusschen bewijst ook dit grafschrift alweêr wat biografistenGa naar eind6. al weten te distilleeren uit bijzonderheden, die zij niet of verkeerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 792]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begrijpen. Sla het Biografisch Woordenboek van Van der Aa op, en gij leest daar, dat de man in plaats van f1.500.000 verloren, zooveel verworven had; - de biografist had moeten weten dat het geen koopmansstijl is zijn winst aan de klok te hangen - wel zijn verlies. Maar wat nog vreemder is, is dat een schrander man als Bakhuizen van den Brink, in zijn hoogstbelangrijke monografie over Isaac le Maire, voorkomend in den “Gids” van 1865, het grafschrift, dat hij toch gelezen had, met twee belangrijke afwijkingen overneemt. In de eerste plaats schrijft hij overloren voor verloren; in de tweede plaats 150,000 voor 1,500,000. Wel verbetert hij die fouten door kritische konjekturen; doch hij had zich deze laatste kunnen besparen, indien hij eenvoudig teruggegeven had wat er staat. Dan had hij almede de zonderlinge verzekering kunnen besparen “dat een nul op de zerk is uitgevallen”, - immers op zerken worden de cijfers ingehakt, maar niet opgedrukt, en “uitvallen” kan dus hier geen plaats vinden; - dan had hij geen “proeve van tekstkritiek” behoeven te leveren; niet verwonderd behoeven te staan over “den zonderlingen vorm overloren”; en ook geen “taalkenner” noodig gehad, om over het “regt van bestaan” van dien vorm te beslissen. 't Een en ander bewijst op nieuw, hoe voorzichtig men zijn moet, met het aannemen van opgaven, ook door geloofwaardige personen gedaan, en hoe veel beter men doet, zoo lang daartoe de mogelijkheid bestaat, door eigen oogen te zien.’ |