[21 juli 1877
Roorda van Eysinga in de Sneeker Crt.]
21 juli 1877
Artikel van S.E.W. Roorda van Eysinga naar aanleiding van de Bloemlezing in de Sneeker Courant, no. 58. (G.A. Sneek; fotokopie M.M.) Fragment.
Zie voor het voorafgaande stuk bij 14 juli en voor het vervolg bij 25 juli.
3. Natuurstudie. Het beste middel om ons volk te verbeteren, althans zoo de Duitschers ons den tijd laten tot toepassing, is natuurstudie. De geschiedenis van de beschaving, dus ook van de zedelijkheid, is de geschiedenis van de natuurkennis.
Sinds eenige jaren heeft men in onze scholen meer en beter onderricht gegeven in de vier oudste der hoofdwetenschappen: sterren-, wis-, natuur- en scheikunde. Maar men blijft vervallen in de oude fout, zich het minst bezig te houden met wat den mensch het meest aangaat. Men leert den jongelingen weinig van fyziologie of levensleer van den individu en sociologie of levensleer van de volken. Op die wijze voortgaande, zal men hen niet veel bekwamer vinden voor het bestuur, dan de onwetenden, die thans het Bijblad vullen. Wel wordt hun iets geleerd van plant- en dierkunde, maar de levensleer moet noodwendig daarbij bijzaak blijven. Al gaat men ook uit van het standpunt, dat de Staat voor goed onderwijs behoort te zorgen, zal men mij toch toestemmen, dat hij alleen moet en mag waken voor de vorming van beschaafde menschen, dus de jongelingen, ten koste van de belastingschuldigen, slechts onderrichten in de zes hierboven genoemde abstracte of algemeene hoofdwetenschappen, maar niet in bijzondere vakken, gelijk kruid- en dierkunde. Dit behoort tot de opvoeding, dus tot de taak der ouders. (....)
R.v.E.
(Wordt vervolgd.)