Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 678]
| |
(....) Men wijze mij één schrijver, waarheidlievender en belangeloozer dan Multatuli. Toen hij zelfs geen geld had om schoenen voor zijn kinderen te koopen, ontving hij het aanbod van onderstand, mits hij zijn pen, dien strijdknods, wilde leenen aan de partij der vrijarbeiders. Maar hij, die de Javanen liefheeft, verkoos de armoede. Hij wilde, na hunne mishandeling door de Regeering en Kamers te hebben gebrandmerkt, die ongelukkigen niet overleveren aan de hebzucht van particulieren. Hij zag vooruit, dat de onbeteugelde uitbreiding van de vrije nijverheid, die toen haren warmsten, bekwaamsten verdediger vond in Mr. H.A. des Amorie van der Hoeven, later een moeilijk uit te roeien kwaad zou zijn. En het was dezelfde heer van der Hoeven, die onlangs in de Kamer zijn stem verhief, om de Regeering te waarschuwen tegen dat streven naar exploitatie door particulieren, waarvan couranten en vlugschriften tegenwoordig de weerklank zijn. Of Multatuli elk oogenblik zijns levens oprecht geweest is? Hijzelf verklaart in zijn Ideën: ‘Volmaakte oprechtheid is onmoog'lijk.’ Wie er behagen in schept zijn kwetsbare plek te zoeken, denke vooraf aan het schoone woord van den edelen Diderot: ‘Homerus heeft gelijk Achilles zijn kwetsbaren hiel; het is altijd een laaghartige, un lâcheGa naar eind1., die hem vindt.’ (....) Onthouden wij onze bewondering niet aan den man, die onder onze landgenooten de schoonste, meest harmonische vereeniging is van kracht op het gebied van de rede, van het gevoel, van het karakter; die meer dan iemand anders weerstand heeft geboden aan den slechten invloed van de omgeving. Want daarin bestaat de kracht. Een krachtig ras, gelijk het Engelsche, weerstaat beter het luchtgestel van Hindoestan, dan een Hindoe dat van Engeland. De Chineezen, dat oude, taaie, krachtige volk, aarden dan ook overal. Apen, kinderen, zwakhoofden bootsen en praten na. De zwakke vrouw volgt slaafs de mode. De krachtige geest erkent geen gezag, maar onderzoekt elke meening. Daarin vooral is Multatuli groot. Hij onderwerpt alles aan zijn kritiek: de geijkte begrippen over zedelijkheid, over wijsbegeerte, over Staatkunde, den Bijbel, de couranten, den heer Thorbecke, de grondwet, de kieswet, de koloniale staatkunde, den parlementairen regeeringsvorm enz. Niets neemt hij blindelings aan. Bij geen enkele secte, | |
[pagina 679]
| |
geen enkele partij, geen enkele regeering sluit hij zich aan, omdat geen enkele zijn kritiek kan doorstaan. Ondanks alle hulde, Multatuli gebracht, schijnt het mij dan ook toe, gelijk ik zeide, dat hij nog niet op den waren prijs is gesteld geworden. Dit blijkt o a. uit de houding van onze scherpzinnigste schrijvers en uit de tweeslachtigheid van hen, die hem in éénen adem prijzen met zijn tegenvoeter, den heer Thorbecke, gelijk bijv. de Nederlandsche Spectator doet. De heer Thorbecke is vertegenwoordiger van het verleden. Van den nieuwen tijdgeest schijnt hij al zeer weinig begrepen te hebben. Die tijdgeest onderscheidt zich door twee hoofdkenmerken: vervanging van alle godgeleerdheid en bovennatuurkunde door wetenschap, stellige begrippen, ongeloof; vervanging in de staatkunde van de huiselijke zedeleer door de maatschappelijke. De heer Thorbecke nu geloofde, volgens de lijkrede van den heer Jolles, in God; hij wilde, dat de schoolkinderen worden opgevoed in ‘christelijke’ deugden. Ik moet verklaren niet te begrijpen, wat men onder specifiek-christelijke deugden te verstaan heeft, maar de heer Thorbecke scheen het te begrijpen. In elk geval geloofde hij er aan. De wijsgeer van onzen tijd acht het christendom in de nieuwere maatschappij ‘een dood lichaam, geklonken aan een levend.’ Onze maatschappij doet eenigszins denken aan de laatste uren van den Siameeschen tweelingbroeder, die den andere een kleine wijle tijds overleefde. (....) R.v.E. (Wordt vervolgd.) |
|