Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdUit twee gaarden.Auswahl aus Heinrich Heines Gedichten. Deventer A.J. ter Gunne. Bloemlezing uit Multatulis Werken, door Heloïse. Amsterdam G.L. Funke. (....) Door strijd tot vrede: wie daarmee rekent, voor dien is veel verklaard, voor dien is vrede ook in 't gewoel van den strijd. Die zal niet aanstonds pogen uit te roeien het zaad, door de zaaiers, die uitgingen om te zaaien, gestrooid op den akker der menschheid. Want zaaiers zijn ze allen: de ridder met het zwaard, de kampioen van het woord, de held van de pen, de dichter die zijn krijgslied aanheft, en de laatste zeker niet het minst. Heine en Multatuli zijn bewijs. Ook zij hebben hunne zwaarden geworpen in de schaal der Theorieën; ook zij gingen uit om te zaaien en 't wies op, welig en overvloedig; (....) De ‘Auswahl aus Heinrich Heines Gedichten’ en de ‘Bloemlezing uit Multatuli's Werken’ liggen voor mij. Of zij bevestigen wat hiervoren gezegd is - die ‘Keurgarven’ meen ik... 't Antwoord door Faust aan Gretchen gegeven, als zij vraagt: | |
[pagina 672]
| |
‘Heinrich, wie hast du's mit der Religion’: gaf Heinrich Heine in zijn ‘An die Engel’; - gaf Multatuli 't ook in zijn ‘Gebed van den Onwetende’? of zou men 't veel eer moeten zoeken in de ‘Zeeziekte-geschiedenis’,Ga naar eind1. dat --- 't kwalificeeren valt moeilijk en 't is haast gevaarlijk - doch, welaan --- dat stuk zielsgeschiedenis, gloeiende van ware liefde, geciteerd voor zoover de pen weer te geven had, wat in werkelijkheid werd doorleefd, door ‘den geest, dien velen vluchten, als bevreesd voor 't ruischen zijner blanke veder’, den geest van den godsdienst van 't goede, die bedroefd wordt bij ieder ‘Sprokkelvrouwtje’Ga naar eind2. (en ‘Sprokkelmensch’) ongewoon iets anders te ondervinden in 't leven dan onliefde. Niet ‘de malle begeerte om te helpen’ had daden van liefde voor die sprokkelmenschjes, maar de aandrift, edeler dan 't gedachteloos levitiesch voortschrijden langs den man dien de moordenaars had uitgeschud. Men heeft die zucht gewraakt; of 't anders was dan phrasenridderij die dat deed? vergoelijken kon 't niet de verafgoding van al wat Multatuli deed, zei en schreef. Want het was een voorstander à tort et à traversGa naar eind3. die zich zóó over zijn idool uitliet... (....) Heloise en de onbekende bloemlezer uit Heine, hebben beiden recht op den dank van allen die noch den een noch den ander kennen. Met liefde hebben beiden de taak vervuld, het voortreffelijkste, het algemeenst-genietbare uit te kiezen. Daar was waarlijk wel, vooral bij Multatuli een vriendelijke en bevoegde hand noodig om te wijzen op wat schoons al door ‘zijn mozaïktroffel’ gelijk hij juist en scherp zijn pen noemde, vereeuwigd is. Dat ook niet alles allen behaagt, spreekt van zelf. Men kan een geloovig zoon der kerk zijn en ontuchtige vorstinnen op het doek tot Olympische godinnen verheffen en men kan een lichtmis zijn en boetvaardige Magdalenaas tot zijn hoofdwerk maken. (....) En Meneer Dinges heeft ongelijk met te beweeren dat er al zooveel over Heine geschreven is, dat hij als Multatuli, wordt gelezen door den koetsier op den bok en door de kamenier, die Mevrouws bevel wacht om haar te komen kleeden. Evenmin als ieder ZEd. kent, weet iedereen wie Multatuli is. Sterker nog. 't Geval heeft zich voorgedaan dat men twistte dat Douwes Dekker een ander was dan de zanger van den klewangwettenden Marseillaise, die daar heet: ‘Max Havelaar.’ En dat | |
[pagina 673]
| |
mocht toch ieder wel weten dat, zoo we aan Multatuli de naam ‘Insulinde’ danken, ons het Rijk Insulinde Multatuli schonk. Daarom voldoen de bloemlezingen aan een bepaalde behoefte. (....) Als Heine heeft ook Multatuli van die eigenschappen, welke hem uit afkeer van in zijn oog verkeerd geplaatst nationaliteitsgevoel, toch een kind van zijn land doen zijn. Daarom moest zijn werk de aandacht trekken. Dat het een twistappel werd tusschen vergoders en beoordeelaars geworpen, heeft de ondervinding gestaafd, en ik durf de meening uitspreken dat op dit gedeelte van den akker zeer veel tarwe en zeer weinig onkruid staat. Aan de lezers thans om te onderzoeken zonder blindweg pro of contra te kiezen, gelijk toen geschied is door hen die mede wilden voorwaardelijk bewonderen of blindelings volgen. (....) Amst., 14 Maart '77. C.L. Lütkebühl Jr. |