[20 maart 1877
Brief van P. Westra aan Multatuli]
*20 maart 1877
Brief van P. Westra aan Multatuli. Dubbel velletje gelinieerd papier, waarvan blz. 1-2 en 3(¾) beschreven. (M.M.)
Afschrift van onbekende hand.
Wierum, 20 Mrt 1877
Friesland
Aan Multatuli!
Staak een wijl uw Wouter Pieterse-verhaal, zet u neder, en hoor wat ik tot u te zeggen heb.
Bij het doorbladeren uwer werken treft het mij, dat gij telkens herhaalt de beschuldiging dat de Nederlanders, dat uw Publiek, schelmen zijn. Nog in de laatst-verschenen aflevering der Ideën luidt het, ‘dat het publiek tegen Havelaar partij trok en trekt voor 'n troep schelmen.’ Vanwaar haalt ge die beschuldiging? Wat heb ik, wat hebben andere lezers, wat hebben mijne landgenooten gedaan, waaruit dat partijtrekken blijken kon? Ik ben een getrouw lezer uwer werken, en meen u eenigszins te begrijpen; doch kan mij niet voorstellen, dat iemand u ooit in iets heeft tegengewerkt.
Op vele plaatsen heet het dat de Nederlanders niet hebben aangedrongen op Recht in de zaak van Max Havelaar. Maar zie ‘partij-trekken voor schelmen’; ‘niet-aandringen op Recht’, bij die vage termen blijft het. Karakteristiek en veelbeteekend is het, dat gij, die beweert u toeteleggen op juistheid van uitdrukking,