Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 609]
| |
Het jaar 1877 | |
[pagina 611]
| |
Sommige perioden in Multatuli's leven zijn arm aan uiterlijke gebeurtenissen, maar des te rijker aan emoties; voor 1877 geldt dat zeker en de emoties zijn bijna uitsluitend van pijnlijke aard. Zelden heeft de schrijver een zo knellende financiële achterstand gekend (aan Funke en aan een benedenbuurman/timmerman die hij iedere dag op de trap kon tegenkomen), gepaard aan een zo benauwende kreatieve impasse. Toch was januari met een opmaat begonnen; Funke stuurde een wel heel genereuze afrekening over 1876 waarin hij opnieuw - buiten iedere zakelijke verplichting om - Multatuli een ‘aandeel in de winst’ van f 500, - toekent. Al is het bijna onmogelijk zich een zuiver beeld te vormen van hetgeen een dergelijke som, omgerekend naar onze economische verhoudingen, betekent - het lijkt wel zeker dat men ter vergelijking het bedrag met een factor 10 à 20 moet vermenigvuldigen. Funke moet zich al op Multatuli's verraste reaktie verheugd hebben en geeft later voorzichtig toe dat het hem ‘ietwat teleurstelde’ toen hij verder niets vernam. Pas ver in de volgende maand krijgt Dekker het royale aanbod onder ogen: hij durft zijn post soms wekenlang niet in te zien en laat zich alleen de dringendste punten door Mimi vertellen - een onmiskenbaar symptoom van neerslachtigheid voor iemand die zich vaak op schriftelijk kontakt zo belust betoond heeft en zal betonen. Zoals altijd leidt financiële speelruimte bij hem meteen tot spilzucht. Omdat Edu geschreven heeft dat hij op het punt staat uit Venetië te vertrekken en reisgeld nodig zou hebben, bereikt Funke dadelijk het verzoek f 100, - naar Italië te sturen (waaraan deze met duidelijke tegenzin voldoet) en f25, - aan een bejaarde ‘stumpert’ op een diakoniehofje. In april en mei is de balans natuurlijk al sterk negatief en in een mate die maakt dat zelfs de elastische Funke zijn hulpzendingen | |
[pagina 612]
| |
enkele weken moet opschorten bij gebrek aan kasgeld. Voor de lezer van een eeuw later is het nòg pijnlijk te zien met welke regelmaat er smeekbeden om geld uit Wiesbaden arriveren. Half juni wordt deze briefwisseling gekenmerkt door een merkwaardige paradox; Multatuli laat zijn zoveelste noodkreet nu vergezeld gaan van het zakelijk voorstel om voor enkele honderden guldens ‘in te staan’ als Funke een voorraad van zijn werken bij een duitse collega in depot wil geven ten behoeve van de nederlandse kurgasten. De aangekondigde komst van Edu geeft het hele verdere jaar aanleiding tot praktische en gevoelsmatige problemen. Multatuli wil - als steeds - dat Nonni mee zal komen en daartoe is er dadelijk behoefte aan een ruimer woning. Maar Nonni wil haar schilderlessen kontinueren; haar vader verwacht daar weinig van, maar heeft er vooral moeite mee die lessen als excuus te accepteren om het intrekken bij hem en Mimi uit te stellen. Het liefst zou hij zijn kinderen met vaderlijk gezag hebben gesommeerd te komen; maar of een afstand van meer dan duizend kilometer op die wijze te overbruggen valt, lijkt de vraag en scherp ziet hij in dat boosheid wel het laatste is wat zijn kinderen kan bewegen Italië te verlaten. Deze noodzaak om zijn spontane gevoelens te verbergen ervaart hij als een uiterst pijnlijke patstelling; hetzelfde doet zich voor als hij meent door Van der Voo in De Tolk van den Vooruitgang wel bijzonder onheus te zijn bejegend; ook dan beseft Multatuli dat hij maar één ding kan doen: zwijgen; iedere reaktie zou door de Tolk als gratis reklame worden uitgebuit. Uiterst moeizaam vordert intussen in februari en maart het werk aan de zevende bundel Ideën; is een vorige bundel wel eens in twaalf weken ontstaan - aan Ideën VII is hij al in 1873 begonnen! Op 27 april meldt hij dan dat hij het laatste vel (van zestien pagina's) ‘vandaag’ zal afmaken. Maar - zonder enig gevoel van opluchting of voldoening - forceert hij tenslotte de afsluiting van de bundel tegen het eind van de maand mei: de feitelijke afsluiting van zijn schrijverscarrière. Toch maakt de buitenwereld - objektief gezien - weinig inbreuk op zijn rust. Het machteloos zinnen op middelen om de kinderen bij zich te krijgen blijft de voornaamste afleidende factor, al komt | |
[pagina 613]
| |
in april ook de broer van Mimi - ‘ziek’ meent Multatuli - bij hen logeren, in verband waarmee ook hun zuster Annet uit Berlijn overkomt. Onder de druk van het geldgebrek komen bij Multatuli al in juni de eerste gedachten op aan de enige aktie die financiële redding kan brengen: een lezingentournee. Wel schrikt dat publieksoptreden hem af en voorlopig zal het ook niet kunnen, want Edu kan elk moment voor de deur staan! Tenslotte wordt pas op 10 januari 1878 de knoop definitief doorgehakt. Maar zover is het nog lang niet als Mimi in juni haar broer die naar Nederland vertrekt, voor enige tijd vergezelt; lang blijft ze niet weg want in de zomermaanden komen weer de al haast traditionele logeergasten uit het vaderland: twee zusters van Mimi dit keer en Vitus Bruinsma uit Leeuwarden met zijn jonge bruid. De laatste wordt door de gastheer ‘snoepig’ gevonden en het echtpaar behoort sindsdien tot de meest getrouwe Multatuli-aanhangers, aan wie in de maanden na het bezoek de roerendste brieven geschreven worden; daarin tekenen zich ook, al in augustus, de nog vage contouren af van de nieuwste miljoenen-dromen: het Genootschap Tandem, dat in de eerste maanden van 1878 zijn definitieve vorm zal krijgen. Op 20 augustus verlaat Edu dan eindelijk Venetië en daarmee begint een reisavontuur dat tot een schokkende konfrontatie met zijn vader zal leiden. Edu is trouwens niet alleen; hij heeft een duitse vriendin bij zich, van wie hij voorlopig wijselijk geen gewag maakt, zeker niet in het telegram dat hij op 28 augustus vanuit München verstuurt om extra reisgeld te vragen. Pas in Wiesbaden moet het geleidelijk tot hem zijn doorgedrongen dat hij niet samen met zijn vriendin bij zijn vader in kon trekken. Gewend als hij geweest is aan het ménage à trois in de Haagse jaren, moet hij zich in de zedelijke opvattingen van Dekker en Mimi vergist hebben. Multatuli dacht er niet over een losse relatie in huis te nemen en had er gauw genoeg van de kosten te dragen van het heen en weer trekken van zoon, vriendin en bagage tussen München, Wiesbaden en Mainz. Het navrante laatste bedrijf van dit kluchtspel speelt zich af in de nacht en ochtend van 9 op 10 september, waarvan nauwkeurig op elkaar aansluitende verslagen bewaard zijn in de mémoires van Mimi èn van Marie Anderson. | |
[pagina 614]
| |
Als Edu's ‘gravin’ tenslotte op zijn vaders kosten en instigatie naar haar ouders is teruggestuurd, lijken er gedurende een paar weken haast normale betrekkingen op te bloeien, waar Mimi duidelijk het hare toe bijdraagt. Wel blijkt Nonni vooralsnog niet te bewegen München te verlaten, waar zij in september door Stéphanie Omboni heen is gestuurd om zich verder in het tekenen te bekwamen; en natuurlijk is de woning in de Schwalbacherstrasse ook te klein. Per 1 oktober verhuist het gezin naar de Dotzheimerstrasse boven een timmerzaak waarvan de eigenaar (voorlopig onbetaalde) diensten heeft verleend bij de inrichting van de nieuwe kamers. Al staat Multatuli in die eerste periode vol tegenstrijdige gevoelens tegenover Edu, toch laat hij zich in zijn brieven óók positief over hem uit. Edu toont zich beleefd en minzaam, maar verbaast zijn vader ook door zijn ‘knapheid’ in verscheidene natuurwetenschappen; een ogenblik lijkt er zelfs een akademische carrière te lonken of een positie in Indië. Er wordt in ieder geval vast een begin gemaakt met lessen in latijn en grieks (want Edu is niet bepaald ‘schoolknap’), gegeven door Dekker, waaraan Mimi ook deelneemt voor de gezelligheid en terwille van het stimulerende effekt. Het enige wat in deze weken aan Multatuli lijkt te knagen is de verschijning van Mina Krüsemans biografie Mijn leven, vol citaten uit haar vroegere korrespondentie met Multatuli, voorzien van alleronaangenaamste voetnoten en stekelig kommentaar. Zelfs Funke toont zich enigszins geschokt door de gulle openhartigheid waarmee Multatuli haar in de kennismakingstijd vóór Vorstenschool tegemoet is getreden, al is hij de eerste om - Dekker kennende - daar begrip voor te hebben; maar hij is bezorgd over de indruk die de radikale ommekeer in Multatuli's oordeel over haar karakter, op derden zal maken. Interessant is een brief van 15 november aan Bruinsma, waaruit een (deel)verklaring te destilleren valt voor het feit dat Multatuli niet meer zal publiceren; hij voelt dat hij voortaan niet meer geheel spontaan zichzelf zal durven zijn; hij zal ‘vorm moeten geven’, stileren, kortom een echte schrijver zijn en daarmee de waarheid tekort moeten doen: een onoplosbaar dilemma, dat ook al verantwoordelijk bleek voor het vastlopen van de blijspelplannen. | |
[pagina 615]
| |
Op 29 november verlaat Edu onverwachts in alle vroegte Wiesbaden met het typerende gebrek aan openhartigheid dat de relatie met zijn vader in ieder geval óók heeft gekenmerkt; hij voegt zich bij zijn zuster in München. Vanaf dat moment maakt zich van Multatuli een soms aan waanzin grenzende argwaan jegens zijn zoon meester. Vertwijfeld wendt hij zich op 12 december tot Bruinsma; het bericht van Edu's dood zou hem welkom zijn, is tot twee maal toe zijn slotsom. Een wat nuchterder en afgewogen oordeel volgt twee dagen later in een befaamde brief aan Funke, waarin het vonnis wordt geveld: Edu is ‘moreel kleurenblind’. Dat de zoon niet in staat was zich tegenover deze vader vol hooggespannen verwachtingen - voor wie hij door velen in zijn jeugdjaren was gewaarschuwd - spontaan open te stellen, staat wel vast. Dat het volstrekt afwijzende oordeel van de vader hem onrecht deed, wordt door het vervolg van zijn leven en loopbaan duidelijk aangetoond. HvdB |
|