Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdJupiter Van Vloten en zijn kritiek, door A.C. Loffelt. 's-Gravenhage, Joh. IJkema. 1876. 48 bladz. Prijs 50 cents.‘Het is een afkeurenswaardige richting, die bij ons te lande de kritiek heeft genomen, een even plompe als valsch opgevatte navolging van Sainte-Beuve en Henri Taine; een kritiek die met ongewasschen handen en vetlaarzen loopt; een kritiek, die zich niet ontziet den kunstenaar tot in zijn huiskamer, tot in zijn slaapvertrek te bespieden, ten einde zijn huiselijke oneenigheden op de planken te brengen.’ Die woorden schrijf ik af van blz. 11 der bovengenoemde brochure. Het laatste gedeelte dier aanhaling ziet blijkbaar op Van Vloten's bitter geschrift ‘Onkruid onder de tarwe’ waarin hij Multatuli zou behandelen, maar waarin hij voornamelijk den mensch en echtgenoot Eduard Douwes Dekker aan den schandpaal tracht te slaan. Het geschrift van den heer Loffelt is een krachtig protest | |
[pagina 292]
| |
tegen die handeling in 't bijzonder en tegen Van Vloten's kritiek in het algemeen. Wie o.a. eens wil bewezen zien, hoe Van Vloten zelfs niet opziet tegen eene trapsgewijze vervalsching van een citaat uit MultatuliGa naar eind1., alleen om dien edelen strijder voor vrijheid, recht en waarheid te krenken, die koope en leze dit boekje. Hoe heugt het mij nog, dat ik als hulponderwijzer met een' vriend samen op Van Vlotens ‘Levensbode’ was ingeteekend, hoe bekrompen onze geldmiddelen ook waren. Ik heb dat tijdschrift gelezen tot het onleesbaar werd van wege de menigte scheldwoorden. Anderen, die daartoe in staat waren, lieten het niet bij eene zwijgende afkeuring. Na Bogaers, CosijnGa naar eind2. en Verwijs, die afzonderlijke staatjes behandelden, leverde Charles BoissevainGa naar eind3. een gidsartikel over ‘slechte manieren in de letterkunde’ dat velen nog heugen zal. Geholpen heeft dat alles niet; zal het geschrift dat we nu aankondigen helpen? Waarschijnlijk niet. In de ‘Kunstbode’ van 10 Januari j.l. toch heet onze fijngevoelende schrijver en dichter Vosmaer nog ‘een verbijsterd brein’ en over Jonckbloet's hoofd is reeds ééne van de twee toegezegde fiolen des toorns uitgestort, die genoeg zegt voor hetgeen nog komen moet. Heeft de heer Loffelt wel bedacht dat zijn titel: ‘Jupiter Van Vloten’ niet zeer juist is? De donderaar toch slingerde wel zijn' bliksem, maar zwaaide geene geeselroede. |
|