Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdBij noot 48 van Max Havelaar!In noot 48 van den nieuwen druk van Max Havelaar lezen we: ‘De schrijver van een fransch werk: Felix Batel, waarin de Havelaar wordt nageschreven, en - tegen de bedoeling van den auteur, voorzeker! - geparodieerd, verraadt o.a. z'n letterdieverij door in den javaschen Oosthoek waar-i z'n stuk spelen laat, van Dhemangs te spreken. Dit klinkt ongeveer als... grietman van Utrecht. In dat werk gaat de zon op, juist zooals dit werd waargenomen door Saïdjah. Ook de buffel-epizode wordt letterlijk overgenomen, en de auteur heeft de goedheid te erkennen dat dit voorval ook door zekeren Multatuli beschreven werd. Welnu, die Felix Batel is door nederlandsche recensenten uitvoerig behandeld, doch nergens vindt men 'n spoor van protest tegen dien onbeschaamden diefstal! Ik noem dit even slecht als de piraterie zelf. Als zoo'n vreemdeling zich de eer aanmatigde der diepzinnige uitvinding van 't haringkaken, zou men moord en brand schreeuwen, maar de nationale eer ‘kan wèl verdragen dat Havelaar bestolen wordt. Bepaalde zich die oneerlijkheid maar tot litteratuur! Maar ook op | |
[pagina 195]
| |
maatschappelijk, politisch en wijsgeerig terrein loopt ze tot in 't onbegrijpelijke. De natie kan nog altijd niet lezen. Of wil ze niet verstaan wat men haar te lezen geeft?’- Het feit, waarvan Multatuli te dezer plaats met verontwaardiging spreekt, verdiende inderdaad een brandmerk en de recensenten die Jules Babut hebben gespaard - want zoo zij den diefstal niet hebben bemerkt, is 't nog erger voor hen - verdienden den tik. Het zij mij echter vergund althans een wachter te noemen bij de bron, die ‘houdt den dief!’ heeft geroepen. Jammer, dat die wachter geen Nederlander is, dat het Friedrich von Hellwald moest wezen, dezelfde, wiens cynisme bij 't beoordeelen van Indische toestanden spreekwoordelijk is geworden. Maar de eer, dat hij den letterdief Jules Babut bij de panden van zijn rok heeft gegrepen, komt hem toe. In zijne brochure ‘Ueber Colonien und über die holländischen Niederlassungen in Ostindien insbesondere’, uitgegeven te Weenen en te Amsterdam, lezen we in noot 96, bladzijde 38, het volgende: ‘Das Buch van Jules Bubat; Felix Batel ou la Hollande à Java, La Haye, 1869, 8., 2 Bde., ist nur ein matter Abklatsch des Dekker'schen RomanesGa naar eind1..’ Afgezien van von Hellwald's dwaling, dat Max Havelaar slechts een roman is - en dan nog wel, gelijk hij den Engelschman Wallace naschrijft ‘ein überspanntes Buch,’ waaraan de mededeeling wordt vastgeknoopt: ‘in der allerneuesten ZeitGa naar voetnoot* scheint sich allerdings der strenge Tadler eines anderen besonnen zu habenGa naar eind2.’ - afgezien van deze dwalingen, willen wij toch von Hellwald den lof niet onthouden, dat hij zijne landgenooten heeft doen begrijpen, dat er in de Nederlandsche letterkunde een boek is, waardig in 't Fransch te worden overgebracht, al was dat overbrengen diefstal en slechts ‘ein matter Abklatsch’ van 't Hollandsche meesterstuk. Dit beteekent ten minste iets. Den Haag, 1 Januari '76. A.W. Stellwagen. |
|