bedoel dat men meer staat kan maken op kleine trekken die hem onwillekeurig ontsnappen, dan op de breede grove strepen die hy meende noodig te hebben voor effect. Dit is altyd zoo. Zie daarover eenige opmerkingen in de voorrede van Wagenaar. Zeer juist! Ik vind het vreemd dat Bredero, blykens twee brieven van hem, vry gelieerd scheen met den hoofschen Groot en den hovaardigen Hooft, grootsche lui allebei. (Je ziet dat ik in 't saizoen ben van 17de eeuwsche woordspelingen. Och 't is zoo moeielyk onvernuftig te blyven, by zulke lektuur.) Nog iets, en dan stap ik van Bredero af. Ik meen, gis, geloof byna dat al z'n données gestolen zyn. (Dekameron, Reine de Navarre, en voorts ál wat in dien tyd en vogue was.) Nu, dit verdriet my. 't Is of de Hollanders op Vondel na, weinig Trieb tot scheppen hebben. Ik erken dat er onder Bredero's liedekens zeer aardige zyn, en zoetvloeiende.
Wat me een raadsel blyft, is de stemming van 't Publiek in die dagen omtrent het al of niet geoorloofde van toespelingen op 't geslachtsleven. ‘Toespelingen’ zyn 't eigenlyk niet, de zaken worden vry rond by den naam genoemd. Ik zou begrypen dat men daarin niets aanstootelyks vond, maar... dan ligt er ook niets anders in, d.i. niets pikants. Een ‘ondeugendheidje’ in onze dagen heeft enkel recht van bestaan dóór 't verbod. Dewyl nu in B's tyd dat verbod niet scheen te verhinderen zulke dingen aanteroeren, vat ik niet wat er te lachen viel by kluchten van dien aard.-
Gy ‘verlangt’ niet dat ik op Uw schryven antwoord. Dit is heel vriendelyk (zooals Uw heele zyn) maar ik heb er groot pleizier in, U te schryven. Uw brieven zyn zoo degelyk.-
Ja, nog-eens, als ge weer verlof krygen kunt, kom dan by ons! Die hôtels zyn ware vil-inrichtingen. Ge zult waarlyk pret krygen in onze eenvoudige levensmanier, en... nergens krygt ge zulke goede koffie en thee, nergens! Dat 's 'n bluf, he?-
Of stalen pieken in de lucht de elektriciteit aantrekken (juist, dat krantenbericht pleit er weer tegen) kunnen we als leeken in fysika daarlaten. Maar dat de vakgeleerden geen voldoende bewyzen voor hun stelling kunnen leveren, houd ik voor zeker. M'n opmerking loopt hoofdzakelyk hierover, dat men zich 100 jaar lang met die zeer onvoldoende bewyzen heeft laten paaien. Zoo is er veel in ‘de’ wetenschap. Een ‘leek’ die nadenkt moet wel verwaand worden, als-i de blunders ziet, die dagelyks begaan worden door lui